Hoofdstuk 3 - Jezus: Gods icoon
De inwoners van Griekenland en Rusland zullen wat minder vreemd aankijken tegen het woord icoon dan wij. Maar wie heeft hier in het westen niet eens een icoon gezien? Een icoon is een gestileerde vlakke voorstelling van Christus of de heiligen in de Griekskatholieke (Byzantijnse) kerkelijke kunst. Het van oorsprong Griekse woord komt op tal van plaatsen in het nieuwe testament voor. Zo ook in de brief van Paulus aan de gemeente te Kolosse: “Hij is het beeld (Grieks: eikoon) van de onzichtbare God” (Kolossenzen 1:15-20).
Als we aan een icoon denken zouden we deze schildering kunnen associëren met Christus- en/of heiligenverering. Velen zien achter de voorstelling van Christus die hemelse persoon die God zelf is. En dan hebben we nog de ‘heiligen’, die onderscheiden worden van de gewone gelovigen. De Bijbel maakt geen onderscheid tussen ‘gewone’ gelovigen en heiligen. Maar daarover zal ik het in dit boek niet hebben. Waar ik het wel over zal hebben, is de Bijbelse betekenis van ‘beeld van God’.
Christus: Gods beeld
Evenals in zijn brief aan de Filippenzen ziet Paulus in deze brief Jezus Christus als mens. Met “het beeld van de onzichtbare God” bedoelt hij de mens bij uitnemendheid die Gods morele heerlijkheid afstraalt. Christus representeert God zijn Vader. Hij toont ons Gods gezicht, de eigenschappen van de Vader. God is liefde; Christus laat in zijn leven zien dat God liefde is. God is heilig; Christus laat in zijn leven zien dat God heilig is.
In Kolossenzen 1:15 gaat het over Gods tweede (nieuwe) schepping. Het zou vreemd zijn als wij dat anders zouden lezen, want al Paulus’ brieven gaan in wezen, en vaak expliciet, hierover. Evenals de eerste Adam is Christus, de tweede Adam, het beeld van de onzichtbare God. Hij is tevens “de eerstgeborene van heel de schepping”.
Het woord eerstgeborene (Grieks: prototokos) is een familiewoord, hetgeen erop duidt dat Christus het belangrijkste lid is van Gods geestelijke familie. Jezus was niet in alle letterlijkheid de allereerste mens die ooit uit een vrouw is geboren. Het woord “eerstgeborene’ wordt door Paulus in geestelijke zin gebruikt. Jezus is de voornaamste binnen Gods familie. Paulus plaatst Christus niet buiten Gods gezin maar daarbinnen. Christus behoort dus tot Gods schepping.
In hoofdstuk 13 zal ik uitleggen dat Efraïm in rang vóór Manasse werd geplaatst, niet omdat hij ouder zou zijn geweest dan zijn broer. Zo is het met Jezus: hij is de hoogste in rang en waardigheid. Hij is het begin en de belangrijkste van Gods geestelijke huisgezin.
Christus en zijn geestverwanten “zijn allen uit één” (Hebreeën 2:11, NBG). Hij die heiligt en zij die geheiligd worden hebben één en dezelfde oorsprong (NBV). Dat is op zich al bewijs dat de schrijver aan de Hebreeën Jezus Christus niet zag als God. “… daarom (cursief door mij) schaamt hij zich er niet voor hen zijn broeders en zusters te noemen wanneer hij zegt: ‘Ik zal uw naam bekendmaken aan mijn broeders en zusters, u loven in de kring van mijn volk’ (Hebreeën 2:11,12, NBV).
Paulus schrijft: “in hem zijn alle dingen geschapen”. Het is duidelijk dat God de enige schepper is. In Gods voornemen ging het Hem altijd al om zijn nieuwe creatie, de nieuwe schepping in Christus. De eerste schepping was niet meteen af. Met het oog op Christus heeft God deze schepping tot stand gebracht; “in hem”, met hem verenigd, is alles geschapen. Het doel van deze vereniging kon pas bereikt worden met de komst van de Messias. Het is zo overduidelijk dat de nieuwe schepping wordt bedoeld, dat hij het woord nieuw niet hoeft te gebruiken. Dit doet hij elders ook niet altijd: “Want hij heeft ons gemaakt tot wat wij zijn: in Christus Jezus geschapen om de weg te gaan van de goede daden die God mogelijk heeft gemaakt (Efeziërs 2:10). In vers 15 gebruikt Paulus overigens het woord nieuw wel. Zo ook in Galaten 6:16; 2 Korintiërs 5:17).
Het moet voldoende opvallen dat Paulus niet de schepping van Genesis 1 in gedachten heeft. Zou dat het geval zijn geweest, dan hadden we een opsomming verwacht van de planten, dieren en mensen die God heeft geschapen. Nee, Paulus spreekt hier over “tronen, heerschappijen, overheden”. De heerschappijen, overheden en machten zijn niet de regeringen volgens het oude schema van deze wereld, maar overeenkomstig het nieuwe dat voortspruit uit Gods zegenrijke intentie. Zoals gezegd bestond die intentie al vóórdat God zijn schepping van Genesis 1 tot stand had gebracht. “Christus was van te voren gekend” (1 Petrus 1:20). Paulus predikt niet het feit dat God de schepper is van alle leven en adem, want dat is niet zijn evangelieboodschap. Paulus predikt het goede nieuws van het koninkrijk, en getuigt van de naam van Jezus, die de centrale plaats in dit koninkrijk inneemt.
Paulus schrijft in zijn brieven, en dus ook in Kolossenzen, over Gods heilsplan! Dus moeten wij ons openstellen voor de waarheid dat het in zijn verkondiging, ook in deze brief, om iets geheel nieuws gaat. Geen oude wijn, maar nieuwe wijn! Het gaat in Paulus’ perikoop, die aanvangt met “hij is het beeld van de onzichtbare God” om nieuwe heerschappijen, die een essentiële rol zullen spelen in Gods toekomstige vrederijk op aarde. Onder de leiding van de vredevorst Jezus. Daar gaat Gods plan over!
In voorlopige zin zien wij dit rijk van vrede en gerechtigheid al gerealiseerd in de nieuwe levenssfeer waarin het geestelijke volk van Gods geliefde zoon is overgebracht: “Hij heeft ons gered uit de macht van de duisternis en ons overgebracht naar het rijk van zijn geliefde Zoon, die ons de verlossing heeft gebracht, de vergeving van onze zonden” (Kolossenzen 1:13,14, NBV).
Christus is de enige echte originele nieuwe mens; de gelovigen zijn geadopteerde nieuwe mensen (door wedergeboorte, Johannes 3:5,6; Efeziërs 2:10; 4:24). Alles of alle dingen (Grieks: panta) zijn aan Christus onder-worpen. De volledig zichtbare realisatie hiervan zullen we pas zien bij Christus’ wederkomst op aarde! Over die toekomstige definitieve nieuwe wereld zegt Paulus elders: “Want hij moet koning zijn totdat God alle vijanden aan zijn voeten heeft gelegd” (1 Korintiërs 15:25). Petrus zegt: “Dat is Jezus, die in de hemel moest worden opgenomen tot de tijd aanbreekt (cursief van mij) waarover God van oudsher bij monde van zijn heilige profeten heeft gesproken en waarin alles zal worden hersteld” (Handelingen 3:21).
Onder alles de eerste geworden
De eerstgeborene kreeg een dubbel deel van de erfenis. Wij weten dat het eerstgeboorterecht soms overging naar een jongere zoon, en dan kreeg de jongere zoon het recht dat normaliter de eerstgeborene toekwam. Jezus wordt hier ‘eerstgeborene’ genoemd. Dit woord ‘eerstgeborene’ overstijgt de betekenis die het normaliter heeft. Jezus is dus de erfgenaam (vergelijk Hebreeën 1:2). Hij is de erfgenaam van de nieuwe wereld. Jezus wordt dus de koning over alle landen en volken van planeet aarde. Dat bedoelt ook Petrus wanneer hij schrijft: “Maar wij vertrouwen op Gods belofte en zien uit naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont” (2 Petrus 3:13).
De term ‘nieuwe hemel en nieuwe aarde’ slaat op het geheel van de nieuwe wereld die God door zijn zoon tot stand zal brengen. De wereld zal radicaal veranderd worden. De opvatting dat de aarde op dat moment zal ophouden te bestaan, is niet Bijbels gefundeerd: “U hebt de aarde op pijlers vastgezet, tot in eeuwigheid wankelt zij niet” (Psalm 104:5).
Deze beeldrijke taal verkondigt een boodschap: de aarde wacht een eeuwige bestemming, een bestemming die wordt gerealiseerd met de wederkomst van Christus. “Generaties gaan, generaties komen, maar de aarde blijft altijd bestaan” (Prediker 1:4). Een geestelijke generatie wedergeborenen zal Gods vernieuwde planeet straks beërven.
Het woord prototokos drukt uit dat hij de eerste is van een reeks. Voor sommigen is dit een moeilijke boodschap. Hun denkbeeld verdraagt niet de Bijbelse zienswijze, dat Jezus , samen met zijn aangenomen broeders en zusters, deel uitmaakt van één en dezelfde Goddelijke familie. Maar dit is precies waarover Paulus schrijft en zijn lezers wisten dat!
Er is een overeenkomst tussen ‘de eerstgeborene der ganse schepping’ (Kolossenzen 1:15) en ‘de eerstgeborene uit de doden’ (Kolossenzen 1:18). Jezus is de belangrijkste en het begin van iets nieuws. God begon iets nieuws door Jezus van alle doden het eerst op te wekken:
“daarbij zeg ik niets anders dan wat volgens de profeten en Mozes moest gebeuren, namelijk dat de Messias zou lijden en sterven en dat hij als eerste van de doden zou opstaan om aan zijn eigen volk en aan de heidenen het licht te verkondigen” (Handelingen 26:23, NBV).
Daarom kunnen ook wij leven in hoop:
“Geprezen zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus: in zijn grote barmhartigheid heeft hij ons opnieuw geboren doen worden door de opstanding van Jezus Christus uit de dood, waardoor wij leven in hoop” (1 Petrus 1:3).
De hoop van een ware christen is dus dezelfde als de hoop die zijn heiland had: de opstanding!
“alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen” (vers 16c). Vergeet nooit dat God de schepper is, ook van deze nieuwe heilsorde. Alle dingen zijn in, door en tot (of: voor) Hem geschapen. Om reden dat het om de nieuwe schepping gaat (in Hem), moet ik ‘door’ in dit licht uitleggen. God brengt het heil tot stand, niet doordat Christus verantwoordelijk zou zijn voor de zes scheppingsdagen, maar door zijn gehoorzaamheid (zie ook Romeinen 5:19). God heeft alle dingen met het oog op Jezus geschapen. Al Gods daden, door de hele geschiedenis heen, krijgen hun diepe en laatste betekenis dankzij de gehoorzaamheid van Christus. In die zin moeten wij in Paulus’ brief door (Grieks: dia) zien. Alles is tot Hem geschapen. Maar zelfs dan vergeet Paulus geen moment dat Christus eens zichzelf zal onderwerpen aan de enige God die ook zijn God is (1 Korintiërs 15:28). Vanuit Gods intentie komt Zijn nieuwe schepping door Christus tot stand.
De mens Jezus was in Gods gedachte al aanwezig vóórdat wij er waren. In Gods plan was dat al zo bestemd, maar in werkelijkheid moest het nog gebeuren. “Hij is vóór alles” (vers 17). Jezus was in Gods plan van meet af aan dominant aanwezig. God was de enige die dat wist. Later heeft God zijn bedoeling bekend gemaakt aan Abraham. Weer later aan de profeten van Israël. In Gods woord was Gods licht en Gods licht werd 2000 jaar geleden belichaamd in een mens van vlees en bloed, Jezus van Nazaret, Gods enige zoon. Ook in een brief aan Timoteüs zegt Paulus dit: “de genade, die ons in Christus Jezus gegeven is vóór eeuwige tijden, doch die nu geopenbaard is door de verschijning van onze heiland” (2 Timoteüs 1:9,10).
De gehele schepping is gericht op de komst van Jezus. Toen God Adam schiep had Hij de laatste Adam al op het oog. Jezus zou de voltooiing worden van de onvoltooide mensheid. Zonder Jezus zou de schepping een mislukking zijn. Daarom vergissen mensen zich die zeggen dat religies zonder Jezus gelijkwaardig zijn aan het Bijbelse christendom. Gods woord werd mens, en deze mens verwezenlijkte in zijn leven en dood de volmaaktheid. Deze volmaaktheid zal door Gods genade ook bereikbaar zijn voor allen die hun vertrouwen in de zoon stellen: “omdat God voor ons iets beters had voorzien, en hij hen niet zonder ons de volmaaktheid wilde laten bereiken” (Hebreeën 11:40).
Zo werd Jezus, de belichaming van Gods voornemen, de eerste van Gods nieuwe schepping. De eerste van een serie, want anderen volgen:
“Want die Hij te voren gekend heeft, heeft Hij ook te voren bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld van zijn zoon” (Romeinen 8:29).
Paulus schrijft iets eerder in hetzelfde hoofdstuk op prachtige wijze over deze nieuwe schepping (Romeinen 8:18 vv – de moeite waard om te lezen, omdat Paulus hier niet alleen over individueel heil schrijft maar ook over de vernieuwing van de gehele schepping – in Gods heilsplan gaat het een niet zonder het ander).
Tenslotte vat Paulus het hoogtepunt van Gods plan samen:
“in hem heeft heel de volheid willen wonen en door hem en voor hem alles met zich willen verzoenen, alles op aarde en alles in de hemel, door vrede te brengen met zijn bloed aan het kruis” (Kolossenzen 1:20). De apostel schrijft hier over verzoening en vrede in de ruimst mogelijke zin: mensen en engelen tezamen leven in perfecte harmonie met Gods wil.