Hoofdstuk 2 - De gestalte van God
Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was, die, in de gestalte Gods zijnde,
niet heeft overwogen de gelijkheid met God met geweld te roven,
c. maar zichzelf ontledigd heeft,
b. de gestalte van een dienstknecht aannemend,
-
de mensen gelijk geworden.
-
En in zijn uiterlijk als een mens bevonden,
-
heeft hij zich vernederd,
c. en is gehoorzaam geworden tot
de dood, ja, tot de dood van het
kruishout
Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken, opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, en alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God, de Vader!
Een hymne als onderwerp
In dit hoofdstuk zal ik aandacht besteden aan deze passage uit de brief van Paulus aan de Filippenzen. Waarschijnlijk is de passage gebaseerd op een hymne. Ik heb de hymne in de vorm van een schema afgedrukt, zodat zij ons kan helpen bij een beter verstaan ervan. In een hymne worden lang niet altijd strakke chronologische regels toegepast. Er zijn goede redenen om in de verzen 7 en 8 een bepaald patroon te zien volgens het schema:
c b a, a b c
De poëtische structuur c b a hoort bij elkaar, is één geheel.
Eveneens de structuur a b c.
Beide delen, dus c b a en a b c zijn op hun beurt ook overeenkomstig, maar dan in spiegelschrift.
Deze stijlfiguur heet een chiasme.
De gezindheid van Christus
De gelovigen te Filippi waren in menig opzicht een voorbeeld. Desalniettemin vindt Paulus het nodig hen op te roepen om “eensgezind te zijn, één in liefdebetoon, één van ziel, één in streven, zonder zelfzucht of ijdel eerbejag”. Hij gaat verder met te zeggen: “doch in ootmoedigheid achtte de een de ander uitnemender dan zichzelf; en ieder lette niet slechts op zijn eigen belang, maar ieder (lette) ook op dat van anderen” (Filippenzen 2:1-4, NBG).
Juist deze eigenschappen vinden we bij Jezus Christus tijdens zijn publieke optreden in Israël. Jezus heeft een voorbeeld laten zien aan zijn tijdgenoten. Maar ook de discipelen die hem zelf nooit hadden ontmoet, de Filippenzen, schildert Paulus de gezindheid van Christus Jezus: “Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was”.
Mijns inziens gaat het in Paulus’ brief over de gezindheid van de mens Jezus Christus. Niet vreemd, want dat was wat de discipelen waarnamen in de omgang met hun Meester.
Vergelijken van Schriftplaatsen
Paulus noemt Adam “een beeld van de komende” (Romeinen 5:14). Wie die komende is blijkt al meteen uit wat volgt: “veel meer is de genade Gods en de gave, bestaande in de genade van de ene mens, Jezus Christus, voor zeer velen overvloedig geworden” (vers 5:15). Aan Timoteüs schrijft Paulus: “Want er is één God en ook één middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus, die Zich gegeven heeft tot een losprijs voor allen” (1 Timoteüs 2:5). Mens Christus Jezus! Waarom zouden we dan niet denken dat Paulus in zijn brief aan de Filippenzen dezelfde mens Jezus Christus bedoelt?
Velen beweren dat Jezus God was die mens werd. Sommigen zeggen dat er geen grotere nederigheid bestond dan toen de voormenselijke Jezus besloot om mens te worden.
Er zijn echter ernstige bezwaren in te brengen tegen deze uitleg. Een gezindheid van een veronderstelde voormenselijke Jezus zou zich namelijk hebben onttrokken aan de waarneming van de discipelen. Wat valt er voor de discipelen na te volgen wanneer zij zouden denken aan de incarnatie, de gebeurtenis ‘God werd mens’? De discipelen zijn mensen en hebben een voorbeeld nodig van een mens! Indien Paulus met een voorbeeld van een niet-mens zou zijn gekomen, wat zouden zijn lezers daaraan hebben gehad? Hun voorbeeld was het voorbeeld van de mens Jezus!
Een Bijbelse uitleg
De titel van dit hoofdstuk luidt: de gestalte van God. De vraag is: wie is deze gestalte? God of een mens?
Deze vraag is van belang. In het algemeen wordt bij dit woord ‘gestalte’, dat eenmaal in het nieuwe testament voorkomt, gedacht aan een hemelse persoon, Christus in zijn bestaanswijze voordat hij mens werd. Er wordt dan gewezen op het Griekse woord morphe dat elders niet voorkomt in de brieven van Paulus. Het gebruik van juist dit woord ‘morphe’ zou bedoeld zijn om de lezers aan het voormenselijke bestaan van Christus te doen denken. Hieronder geef ik redenen waarom in een andere richting moet worden gedacht.
Jezus was in de “gestalte [morphe] van God”. Dat lijkt mij een zinspeling op Genesis 1:26. “En God zei: Laat ons mensen maken naar ons beeld (Hebreeuws: tselem), als onze gelijkenis”. De Griekse Septuaginta vertaling (ruim 200 voor Chr. ) heeft voor tselem het woord eikoon. De eerste eeuwse Griekse vertaling van Aquila heeft de lezing morphe voor het Hebreeuwse tselem. Het Griekse woord morphe (gestalte, vorm, beeld, gelijkenis) is een synoniem van het Griekse woord eikoon.
Paulus noemt Christus “het beeld van de onzichtbare God” (Kolossenzen 1:15) en gebruikt voor beeld het Griekse woord eikoon. Zie ook hoofdstuk 3 van dit boek. Sommigen hameren erop dat Paulus niet het woord eikoon maar morphe gebruikt. Waarom gebruikt Paulus niet gewoon het woord eikoon als beeld wordt bedoeld? Wij zouden ook de vraag kunnen stellen waarom hij in zijn andere brief eikoon schrijft en niet morphe. Want een andere woordkeuze impliceert niet automatisch een andere betekenis. Evenals in de Nederlandse taal bestaat in de Griekse taal zoiets als een synoniem: verschillende woorden met dezelfde betekenis. Voor deze mogelijkheid bestaan sterke redenen. In twee andere brieven van dezelfde apostel zien wij het nauwe verband tussen morphe en eikoon. Voorbeelden: “gelijkvormig [summorphizo] aan het beeld [eikoon] zijns Zoons” (Romeinen 8:29) en: “wij allen veranderen [summorphizo] naar hetzelfde beeld [eikoon] van heerlijkheid tot heerlijkheid” (2 Korintiërs 3:18). Ook als u geen Grieks kent, zult u de letters morph vrij makkelijk zien in de uitdrukking summorphizo. Dit lijkt mij ruimschoots voldoende bewijs dat eikoon en morphe synoniemen zijn. Daarbovenop komt het extra bewijs van Aquila in zijn weergave van het woord beeld met morphe.
Het is dan vergezocht om in het woord morphe een hemelse bestaanswijze van Jezus Christus te zien. Het ligt veelmeer voor de hand om Jezus als de tweede Adam te zien, als een mens dus, hetgeen in overeenstemming is met wat Paulus elders zegt over Jezus (1 Korintiërs 15:45-47). Evenals Adam was Jezus beelddrager van God. Alleen, Adam werd uit het stof der aarde geformeerd, terwijl Jezus in Maria werd verwekt.
Veel mensen zijn van mening dat Christus Jezus zich niet heeft vastgeklampt aan zijn voormenselijke hemelse positie, maar er afstand van gedaan heeft. De Nieuwe Bijbel Vertaling biedt steun aan deze uitleg. We lezen daar: “Hij die de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van”. Ik heb al redenen gegeven waarom ‘gestalte’ niet op die hemelse positie duidt. Hieronder zal ik redenen geven waarom de vertaling vastklampen of vasthouden niet strookt met de bedoeling van Paulus.
Jezus, de tweede Adam, heeft het Gode gelijk zijn niet als een roof geacht (NBG). Wat betekenen deze woorden?
De uitdrukking “het Gode gelijk zijn” is eveneens een zinspeling en wel op Genesis 3:5. Daar zegt de slang: “Gij zult geenszins sterven, maar God weet, dat ten dage, dat gij daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden, en gij als God zult zijn, kennende goed en kwaad”. De eerste mens begeerde een positie die hij niet had, een positie die de slang aanduidt als “gelijk God”. Jezus, de tweede mens, begeerde die positie niet en als gevolg van die heel andere gezindheid greep hij niet naar het verbodene. Jezus heeft niet overwogen aan God gelijk te zijn door een verboden handeling te plegen! Dát is de strekking van de ietwat onduidelijke vertaling “heeft het Gode gelijk zijn niet als een roof geacht”.
Nu is het waar dat de NBV een andere lezing heeft: “Hij die de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van”. Volgens velen betekent deze lezing dat Christus gelijk aan God was. Hij zou van deze gelijkheid aan God afstand gedaan hebben. Deze uitleg wordt gesteund door de NBV vertaling, en komt er dus op neer dat een hemelse Christus mens werd.
Deze vertaling is beslist niet de enig mogelijke. En Bijbels gezien zelfs niet juist. Het Griekse woord voor roof (NBG, zie hymne bladzijde 24) of vasthouden (NBV) komt van het werkwoord harpazo dat wegnemen (Handelingen 8:39), wegvoeren/wegrukken (1 Thessalonicenzen 4:17), grijpen (Matteüs 11:12) of roven (Johannes 10:12) betekent. Het Griekse woord voor roof is harpagmos. Dit woord komt van het werkwoord harpazo dat dertien keer in het NT voorkomt. Bijvoorbeeld "geweldenaars grijpen ernaar” (Matteüs 11:12) en "de wolf rooft ze" [de schapen] (Johannes 10:12). Zelfs de Nieuwe Bijbel Vertaling heeft hier “proberen sommigen er zelfs met geweld beslag op te leggen” (Matteüs 11:12) en “de wolf valt de kudde aan” (Johannes 10:12).
Om deze reden moet de grondtekst mijns inziens vertaald worden met: Hij heeft niet overwogen om de gelijkheid met God met geweld te roven. De Leidse Vertaling heeft: “hij heeft zich niet de gelijkheid met God toegeëigend”. Deze vertaling is goed en betekenisvol, omdat daarmee de zinspeling op Genesis 3:5 volledig overeind blijft. De vertaling van de NBV maakt deze zinspeling onzichtbaar. En juist die zinspeling biedt de sleutel tot het verstaan van de passage! Want evenals elders in de brieven van Paulus gaat het om het contrast tussen het gedrag van Adam en de tweede Adam.
Op grond van zijn bijzondere affiniteit met de Vader had Jezus kunnen denken: ik ben troonopvolger, want God is mijn echte Vader; als ik de macht grijp zal mijn Vader mij steunen. Jezus was mens net als wij, en ook hij kende echte verzoekingen. Maar let eens op hoe Jezus met deze verzoekingen omging:
Toen Jezus bemerkte dat de Joden zouden komen en hem met geweld meevoeren om Hem koning te maken, trok Hij zich terug in het gebergte, geheel alleen (Johannes 6:15). Hij overwon de verzoeking en liet zich niet meesleuren door de populaire verlangens van het volk. Hierin ligt ook de verklaring van zijn antwoord op de vraag van Pilatus: “Mijn koninkrijk is niet van deze wereld” (Johannes 18:36). Jezus ontkende niet dat hij koning is, maar hij ontkende wel dat zijn koningschap volgens de politieke regels en intriges van de seculiere wereld tot stand komt.
Jezus moest geduld oefenen, want hij wist dat zijn koninkrijk later wel zou komen. Dezelfde soort verzoeking om het koningschap voortijdig te grijpen komen wij aan het eind van zijn leven tegen: “Hij is Israëls Koning; laat hij nu van het kruis afkomen en wij zullen aan hem geloven” (Matteüs 27:42).
Wat betekent leegmaken?
Kijk naar Jezus zoals hij leefde en handelde toen hij op aarde was tijdens zijn dienstwerk in Israël. In plaats van voortijdig iets te grijpen, op een manier die aansloot bij het denken van de wereld, waarvan Adam het prototype was, zag Jezus daar van af en gehoorzaamde God tot de dood aan het kruishout toe.
Dus: in plaats van het koningschap met geweld te grijpen door gebruik te maken van zijn onbegrensde van God ontvangen macht, heeft hij zichzelf leeggemaakt (Filippenzen 2:7; zie ook Johannes 6:15).
Voor wie in de pre-existentie (het voorbestaan) van Christus geloven, betekent ontledigen (leegmaken) of ‘afstand doen van’ dat Christus zijn positie als God of engel in de hemel opgaf om mens te worden op aarde. Laten wij eens nauwkeuriger kijken naar dit door Paulus gebruikte woord.
Wat betekent dit: leeggemaakt? Dit leegmaken is gebeurd tijdens zijn aardse leven. Wij zien hierin opnieuw een weerklank, deze keer een echo van Jesaja 53:12 (“zijn leven heeft uitgegoten in de dood”). Het gaat in Jesaja’s profetie niet om een ‘leegmaken van God’, alsof God kan ophouden God te zijn, maar om een ‘leegmaken van de mens Jezus Christus’. M.a.w. het gaat om zijn leven prijsgeven aan het kruishout!
Velen zeggen dat Paulus een contrast schildert tussen ‘de gestalte van God’ en ‘de gestalte van een dienstknecht’. Maar als u het schema aan het begin van dit hoofdstuk goed bekijkt, dan ziet u dat de tegenstelling een andere is: het contrast tussen roven en ontledigen. In dit gedeelte gaat het niet over Jezus’ mens-zijn maar over zijn dienstknecht-zijn.
zichzelf ontledigd heeft
de gestalte van een dienstknecht aannemend
de mensen gelijk geworden
De drie zinsdelen horen bij elkaar. Jezus was in de “vorm Gods” (Grieks: morphe theou) en nam de “vorm van een dienstknecht” (Grieks: morphe doulou) aan. Evenals Adam droeg Jezus Gods gestalte. Het contrast met Adam is duidelijk. Adam greep naar het verbodene en dacht hogerop te komen, namelijk als God te worden. Jezus onderwierp zich aan Gods wil, werd dienaar en zag af van het voortijdig als God te worden.
De discipelen wilden Jezus met geweld meevoeren om hem koning te maken. Jezus heeft niet overwogen om met geweld dit koningschap te grijpen. In plaats van grijpen naar de macht, heeft Jezus de andere weg gevolgd, namelijk de weg die zijn hemelse Vader had uitgestippeld. Jezus heeft God gehoorzaamd en zijn ziel (= leven) uitgegoten in de dood! Niet pakken van macht, maar opgeven van zijn leven!
Jezus kon zich als mens ontledigen/leegmaken door zijn leven af te leggen en dát is wat hij heeft gedaan. Evenals Paulus in synagogen sabbatten achtereen met de Joden gedeelten uit de Schriften behandelde, door aanhalingen uitleggende, dat de Christus moest lijden en opstaan uit de doden, zo behoren wij dezelfde methodiek toe te passen (Handelingen 17:2). Want het is juist het oude testament dat licht werpt op Paulus’ woorden.
In Jesaja 53 lezen we: “omdat hij zijn leven heeft uitgegoten in de dood” (vers 12). Niet zijn zogenaamde Goddelijke ‘attributen’, maar zichzelf heeft Jezus leeggemaakt door zich over te geven aan een kruisdood. De uitdrukking “zijn leven uitgieten” komt overeen met “zichzelf leegmaken”. “Zijn leven” is synoniem met “zichzelf”. Hij heeft zijn leven prijsgegeven, zichzelf opgeofferd.
Het Hebreeuwse woord voor uitgieten is garah. Bijvoorbeeld: “Daarop goot zij snel haar kruik leeg in de drinkbak” (Genesis 24:20). “en ledigden de kist” (2 Kronieken 24:11).
Het uitgieten van bloed stond centraal in de offercultus en het woord sluit zich nauw aan bij de voorafgaande woorden: “Wanneer hij zichzelf ten schuldoffer gesteld zal hebben” (Jesaja 53:10). Vergelijk: “Want dit is het bloed van mijn verbond, dat voor velen vergoten [ekchunno] wordt” (Matteüs 26:28), “uitgegoten” (Lucas 22:20).
Jezus was rijk vanwege het feit dat hij Gods enige zoon was. Hij werd vrijwillig arm doordat hij de taak van diensknecht/slaaf op zich nam in plaats van zich koning te laten maken. Jezus werd om onzentwil arm, terwijl Hij rijk was (rijk zijnde, 2 Korintiërs 8:9). Hij was dus tegelijk rijk en arm! Hij werd arm ja, maar tijdens zijn áárdse leven. Toen hij arm werd, hield hij niet op Jezus te zijn, hield hij niet op in Gods gestalte te zijn. Hij nam vrijwillig een dienende taak op zich i.p.v. een heersende taak. Hij nam dit vrijwillige besluit niet als God, maar als mens! “Hij heeft onze zwakheden op zich genomen en onze ziekten heeft Hij gedragen” (Matteüs 8:17; Jesaja 53:4). “Want wie is de eerste: die aanligt, of die dient? Maar Ik ben in uw midden als dienaar” (Lucas 22:27).
Deze uitleg is volledig in overeenstemming met Paulus’ woorden elders: “Want ik had niet besloten iets te weten onder u, dan Jezus Christus en dien gekruisigd” (1 Korintiërs 2:2). Dát is de ware vernedering.
De Ethiopiër las voor uit de profeet Jesaja: “In de vernedering werd zijn oordeel weggenomen” (Handelingen 8: 33). Hij vroeg aan Filippus: van wie zegt de profeet dit? Filippus gaf hem een duidelijk antwoord: van Jezus! En bij “Jezus” dacht de evangelist zonder enige twijfel aan de mens Jezus.
De werkelijke tegenstelling is dus: roven/zich toe-eigenen versus ontledigen/leegmaken. Jezus heeft zich niet de gelijkheid met God toegeëigend, maar zich leeggemaakt! Zoals gezegd een zinspeling op Genesis 3:5 (“gij zult als God [elohiem] zijn”).
Wat betekent ‘als God’?
Wat betekent “als God” zijn, kennende goed en kwaad? De HERE God (JHWH elohiem) wandelde in de hof, staat in Genesis 3:8 (NBG). Het woord elohiem betekent God, maar kan ook op engelen slaan. God wandelde in het paradijs, maar wie zagen en hoorden Adam en Eva feitelijk in die grote tuin? Dat moeten de engelen zijn geweest, want zij vertegenwoordigden God. Zoals later engelen door Abraham werden gezien (Genesis 18:1,2). Het leek het eerste mensenpaar uiterst aantrekkelijk om als die engelen te zijn! Ja, “als God’, “gelijk God”, in de zin van “gelijk de engelen”. Dan zouden zij een hogere status hebben gehad dan de status van mens die de hof moest beheren. Zij zouden dan veel meer op God lijken. Zij zouden als koningen heersen. Zij waren niet tevreden met de positie die God hen had toebedeeld. Ze wilden hogerop. De unieke slang, een door God gemaakt slim dier dat kon denken en praten, hield hen voor dat zij niet zouden sterven, maar juist heel wijs zouden worden. Zij hadden geen besef dat God hun langs een heel andere weg deze ‘promotie’ wilde geven. Hierover zal ik veel meer zeggen in hoofdstuk 5.
Jezus maakt Gods doel met de mens duidelijk wanneer hij zegt: “Immers, in de opstanding huwen zij niet en worden zij niet ten huwelijk genomen, maar zij zijn als engelen in de hemel” (Matteüs 22:30). Jezus zegt niet dat de gelovigen naar de hemel gaan, maar dat zij in hun onstérfelijkheid net zo zullen zijn als de engelen die nu al onsterfelijkheid bezitten.
De fout van Adam was dus dat hij op zijn eigen manier dit verheven doel wilde bereiken. En liefst zo snel mogelijk. Hij wachtte niet totdat het licht op groen stond, maar stak meteen over. Herkenbaar menselijk gedrag.
Wat betekent ‘aan de mensen gelijk’?
Mijns inziens betekent de zinsnede “aan de mensen gelijk geworden” niet dat Jezus zijn hemelse positie opgaf. De hymne leert iets anders. Er staat niet dat Jezus eerst God was en daarna mens werd. Er staat: mensen (meervoud). Op grond van zijn hoge status (Gods enige zoon) had Jezus zich boven de mensen kunnen stellen. Dat deed hij niet, omdat zijn Vader iets anders van hem vroeg, namelijk gehoorzaamheid. Jezus gehoorzaamde zijn Vader en nam de beslissing niet anders dan andere mensen te zijn. Jezus wilde zich niet als koning boven de mensen stellen, maar nam het vastberaden besluit om mens onder de mensen te worden. Aan de buitenkant was niet te zien dat hij door God verwekt was. Het gelijk worden aan de mensen ging zelfs zover dat God hem “tot zonde heeft gemaakt” (2 Korintiërs 5:21).
In spiegelschrift zien we dat de uitdrukking “in zijn uiterlijk als een mens bevonden” correspondeert met “de mensen gelijk geworden”. En evenzo: “heeft hij zich vernederd” met “de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen”. Het is deze verregaande solidariteit, deze vereenzelviging met zondaren, die centraal staat in de Bijbelse verzoeningsleer. En ‘leegmaken’ komt weer overeen met ‘gehoorzaam worden’.
Zijn verhoging
We hebben al eerder geleerd dat de reden van Jezus’ verhoging niet is gelegen in het feit dat hij Gods zoon is, maar in het feit dat hij zijn Vader gehoorzaam is geweest (“Daarom heeft God hem ook uitermate verhoogd“). De eerste Adam was ongehoorzaam, de tweede Adam was gehoorzaam. Paulus stelt Christus ten voorbeeld voor de gelovigen in Filippi. Was zijn hoge status van zoonschap (de gestalte van God) voldoende geweest voor zijn verheerlijking, dan had hij zijn gehoorzaamheid kunnen overslaan en direct de troon bestijgen! Maar dan zou hij in dezelfde valkuil zijn gevallen als Adam. Hetzelfde principe geldt voor de gelovigen: eerst gehoorzamen, dan de verheerlijking! Gods principe luidt: eerst het kruis, daarna de kroon! Daarom heeft God hem ook uitermate verhoogd. Of zoals de NBV zegt: hoog verheven. In de naam van Jezus zal alle knie zich buigen en alle tong belijden: Jezus Christus is Heer, tot eer van God, de Vader. Deze conclusie maakt duidelijk dat Jezus moet worden onderscheiden van God. Welnu, dit staat buiten kijf. Maar feitelijk wil Paulus in zijn brief iets anders aantonen: de enige ware God heeft zijn eniggeboren zoon vanwege diens gehoorzaamheid hoog verheven. Het is de gehoorzaamheid van Christus die de apostel zijn lezers ten voorbeeld wil stellen.
Een weerklank van Jesaja 45:23. “Want Ik heb gezworen bij Mij zelf, waarheid is uit mijn mond uitgegaan, een woord dat niet zal worden herroepen: dat voor Mij elke knie zich zal buigen, dat bij Mij elke tong zal zweren”. Dit verheven doel wordt bereikt door Gods gave bestaande in de genade van de ene mens, Jezus Christus (Romeinen 5:15).