Aanvullende Studie 3 - De betekenis van ‘logos’
Nogmaals: Wat is de betekenis van ‘logos’ (woord) in Johannes 1:1?
In het begin was het woord
en het woord was bij God
en het woord was God
De joodse filosoof Philo leende bij Plato het woord ‘logos’ (het ordenende beginsel, de rede) en gaf het een nieuwe betekenis: een creatief beginsel of intermediair tussen schepper en schepping. Philo verhief de Griekse platonische geschriften bijna tot het niveau van de Bijbelse heilige geschriften. Hij geloofde dat God zich ook enigermate had bekend gemaakt in sommige van die geschriften. Dat is merkwaardig want de Griekse filosofie kenmerkt zich door het dualisme. Het niet-materiële, het geestelijke, is volgens dat denken superieur ten opzichte van de (vuile) materiële wereld. Dit proeven we hier nog steeds, omdat een soort afgeleide ‘God’ (‘intermediair’, later door anderen ook wel ‘tweede God’ genoemd) de schepping schept, waaraan de ‘God-in-zichzelf’ zich niet wil verontreinigen. Dit denken staat ver verwijderd van het Bijbelse geloof. Volgens de apologeten, die door Philo waren beïnvloed, en verreweg het merendeel van de christenheid (van welke signatuur ook), bedoelde de apostel Johannes met ‘logos’ de voormenselijke Christus. Weer een nieuwe betekenis, een laatste stap die leidde tot de logoschristologie.
De speculatie aangaande ‘logos’ verliep dus in drie stappen:
het ordenende beginsel of de rede
een intermediair
de pre-existente Christus
Mooi, dat weten we dan. We dienen ook nog iets anders te weten: Johannes was geen filosoof maar een discipel van Christus en kenner van de Hebreeuwse geschriften. Die geschriften zeggen dat zij in de grond van de zaak niet zijn ontstaan door menselijk navorsen der dingen, maar op het initiatief van het ultieme Gezag, dat buiten de menselijke waarneming bestaat: JHWH, de God van Israël. Om het antwoord te vinden op onze vraag wat of wie de ‘logos’ is, zullen we ons tot de Bijbel moeten wenden.
Het woord ‘logos’ dat Johannes gebruikt moet bijgevolg worden geduid in het licht van het oudtestamentische gedachtekader en uitsluitend daarin. De dwaling ontstaat op het moment dat wij dat kader verlaten! Zoals we eerder aan de hand van de Bijbel hebben uitgelegd, ligt aan ‘logos’ het oudtestamentische begrip davar ten grondslag. Het Hebreeuwse davar heeft betrekking op Gods gedachte, Gods intentie, Gods uitdrukking van die intentie, dus: Gods plan en openbaring.
Het feit dat Johannes in het Grieks schrijft houdt in dat hij niet davar gebruikt maar het Griekse equivalent logos, zonder daarbij verstrikt te raken in hellenistische filosofische ideeën van Plato, de Stoïcijnen, Philo, apologeten en anderen. Johannes borduurt voort op de Tenach (oude testament). Bij hem zitten we niet in de ideeënleer van Plato. Het ‘woord’ was dus Gods woord, de uitdrukking van Gods gedachte. God en zijn woord zijn één. Vandaar dat Johannes schrijft: het woord was God.
Gods gedachte en de uitdrukking daarvan is het uitgangspunt van de proloog in het vierde evangelie. Dit is de conclusie waartoe ik ben gekomen. Maar nu dient zich de volgende vraag aan: waarom? Het antwoord moet mijns inziens het volgende zijn: omdat Johannes getuigt van Gods evangelie dat al vóór de grondlegging der wereld in Gods voornemen verborgen lag. Deze intentie van God die zich op allerlei manieren heeft uitgedrukt door middel van de profeten, heeft in de volheid des tijds een bijzondere uitdrukking gekregen in een Mens: het woord is vleesgeworden (vers 14).
Naardense Bijbel
De Naardense Bijbel is gelijktijdig met de Nieuwe Bijbel Vertaling in 2004 uitgekomen. Soms wordt gezegd dat een woordvoorwoord vertaling niet kan samengaan met mooi taalgebruik. De vertalers van de Naardense Bijbel hebben schrijver Maarten ‘t Hart van het tegendeel overtuigd, want hij was onder de indruk van deze vertaling.
Hieronder volgt de vertaling van Johannes 1:1. Ik vind het zelf ook een juweeltje.
Sinds het begin
is er het spreken;
dat spreken is God nabij,
ja God zelf is dat spreken;
het is er sinds het begin,
God zo nabij;
alles geschiedt daardoor
en buiten dat om
geschiedt niet één ding
dat is geschied.