Aanvullende Studie 4 - Woordvolgorde in het Grieks

De meeste vertalingen hebben: “En het Woord was God”. Je zou ook kunnen vertalen: En God was het Woord. Zo is inderdaad de woordvolgorde in het Grieks.

We moeten wel beseffen dat, welke volgorde wij ook prefereren, ‘het woord’ het onderwerp van de zin is. ‘God’ is wat wij noemen het predicaat of het gezegde. In het Grieks kan het predicaat aan het begin, in het midden of aan het eind van een zin staan. Een predicaat dat vóór een koppelwerkwoord staat heeft geen bepalend lidwoord bij zich. Dat verklaart waarom ‘woord’ het bepalend lidwoord bij zich heeft en ‘God’ niet. Het Grieks luidt: theos hen ho logos (God was het woord).

Gij hebt uw woord gegeven
nog voor ik U iets vroeg,
dat is voor heel mijn leven,
ja, voor de dood, genoeg.
Uw woord is daad, o Vader,
werd brood in de woestijn,
werd mens en is mij nader
dan wie mijn naasten zijn.

Uit: liedboek van de Broeders in Christus

Melodie: J.W.Elliott (1875). Auteur: Ad den Besten

Belangrijk om te onthouden

Theun de Vries slaat in zijn boek Ketters mijns inziens de spijker op de kop met zijn conclusie dat “veel in de moderne christologie – die bereid is tot het opruimen van onbruikbare mythen, maar vasthoudt aan Jezus de Heiland als grond van alle existentie – de zoveelste metamorfose is van de oude logostheorie. De Logosgod is de altijdaanwezige, al van voor de schepping ‘bij God’, tot dat zijn kenosis ofwel zelfverdeemoediging in het vlees het beginpunt werd van een hemelreis, terug naar Hem die hem had gezonden, nu met de zielen van de door hem verlosten bij zich … De term Logos is een vinding van de ‘duistere’ Griekse denker Herakleitos, en hij duidde met dit woord het ordenend beginsel in de schepping aan. De Logos heeft een lange weg van bestaanswijzen achter en waarschijnlijk ook nog voor zich. Bij Stoïcijnen en Gnostieken is hij het kensymbool van de Goddelijke Rede, rechtstreeks afkomstig uit de geest van de Vader. De joodse hellenist Philo van Alexandrië had de afgrond tussen schepper en schepsel dank zij de bemiddelende Logos willen overbruggen, en inspireerde daarmee de kerkvaders als Clemens van Alexandrië en Origenes. Zij, gefascineerd door het platonische denken enerzijds en het Johannesevangelie anderzijds, huldigden in de Logos het eerste creatieve beginsel dat tevens de schulduitdelger is van de gevallen mensheid. In heel de geschiedenis van het christendom blijft deze idee zich voortplanten: bij de goed-orthodoxe Thomas van Aquino zo goed als in de ketterijen van Meister Eckhart; bij de hervormers Luther en Calvijn met hun verknochtheid aan het ‘Woord’, zo goed als in de op Christus’ zoendood gerichte exercities van de Jezuïetenvader Loyola; bij protestantse piëtisten alsook existentialisten à la Kierkegaard” (Ketters, pag. 19, fragment gebruikt met toestemming van Em. Querido’s Uitgeverij B.V. te Amsterdam).

Onder invloed van Griekse filosofie (vooral het gedachtegoed van de Jood Philo die het gebruik van de term ‘logos’ een nieuwe draai gaf) is Johannes’ gebruik van de oudtestamentische betekenis van het woord logos verloren geraakt. Johannes was een Jood, een geïnspireerde apostel van Christus; hij gebruikte het Griekse woord logos zonder in de ideeënleer van Plato of de gedachtewereld van Philo verzeild te raken. Zijn bron was de Tenach, het oude testament. Maar het zogenaamde orthodoxe christendom, in het spoor van de apologeten van de eerste eeuwen, raakte het Bijbelse spoor kwijt; logos werd gezien, niet als Gods zelfuitdrukking maar als een intermediair (tussenpersoon) tussen God en de schepping.

Dat blijkt vooral duidelijk bij Origenes die de logos ziet als een zondeloze ziel, die zich verenigt met de mens Jezus.

Dit speculatieve denken heeft bijna het gehele christendom beïnvloed. Zo zegt Theun de Vries: “Het vierde evangelie, dat op naam staat van Johannes, laat alle pretenties van historiciteit vallen. Het beschrijft met een theosofisch-occulte ondertoon het drama van Jezus als de Logosgod, die in het stof is neergedaald om daar te worstelen met de machten der duisternis, die niet zelden worden gelijkgesteld met de joden en die hem in Gethsémané tijdelijk ten val brengen, tot hij uiteindelijk in zijn bovenaardse triomf verheerlijkt wordt” (pag. 15).

Ik ben het niet met Theun de Vries eens dat de apostel Johannes met een theosofisch-occulte ondertoon het drama van Jezus als de Logosgod beschrijft. Wel ben ik van mening dat hij de beïnvloeding van het overgrote deel van het christendom door het Griekse filosofische denken raak typeert. In hoofdstuk 13 zal ik de zogenaamde pre-existente teksten in Johannes behandelen.


previous page table of contents next page