Hoofdstuk 12 - Rampzalige invloeden

In dit hoofdstuk zal ik een aantal invloedrijke kerkvaders uit de eerste eeuwen in de schijnwerpers zetten. De geschriften van deze zogenoemde apologeten hebben veel invloed uitgeoefend op het theologisch denken in het kerkelijk christendom. Deze aanpak dient een nuttig doel. Enig inzicht in de denkbeelden van een aantal theologen uit de vroegchristelijke tijd is verhelderend, omdat we daardoor meer inzicht verkrijgen in het proces dat voorafging aan de formele totstandkoming van het dogma van de Drie-eenheid.

De nu te bespreken informatie over die kerkvaders heb ik vooral gehaald uit de New Dictionary of Theology en de Theological Dictionary of the New Testament.

Andere interessante boeken:

KERKVADERS EN KERKVERVOLGERS, Dr. A.J. Visser

KETTERS, Theun de Vries

CHRISTELIJK GELOOF, Dr. H. Berkhof

DE VERGETEN KERK, Auke Jelsma

THE DOCTRINE OF THE TRINITY, Buzzard en Hunting

Philo

Maar eerst iets over Philo (eerste eeuw na Chr.). Philo was geen christen. Hij was een hellenistische Jood in Alexandrië. Hij staat bekend om zijn allegorische interpretatie van het Oude Testament, en ook om zijn poging Griekse filosofie in een synthetische relatie te brengen met de wereld van het Hebreeuwse denken. Sommigen zien Philo als een voorloper van het christendom, maar dat is misleidend. Hij heeft wel invloed gehad op het Alexandrijnse christendom (men denke aan Clemens van Alexandrië en Origines) en op de allegorische exegese en theologie.

Het begrip dat van veel christenen hebben van het oude testament is slechts oppervlakkig vergelijkbaar met Philo’s allegorische uitleg. De theologie van het nieuwe testament is niet het resultaat van twee verschillende werelden van ideeën, Joods en Grieks, maar is volledig verklaarbaar binnen een Joods denkkader alleen.

Basaal voor Philo’s gehele benadering is het fundamentele dualisme tussen het materiële en het niet-materiële. Het is de niet-materiële wereld die uiteindelijk alleen maar belangrijk is voor Philo.

Door zijn allegorische exegese stijgt hij uit boven het materiële naar Plato’s transcendente wereld van ideeën. Philo leent het Stoïcijnse concept van de logos als de mediating factor tussen de transcendente God en de materiële wereld. De logos als bemiddelende instantie opende de weg tot de latere interpretatie van de Bijbel.

Ignatius

Van Ignatius (stierf c. 115) ben ik niet zoveel te weten gekomen. Maar wat ik gevonden heb is interessant. Gezien de datum van zijn dood is het mogelijk dat hij enige apostelen heeft gekend. Hij veroordeelde docetische opvattingen die toen in Klein-Azië heersten. Het docetisme ontkent dat Christus een echt lichaam van vlees en bloed had. Zij spraken van een ‘schijngestalte’. Docetische opvattingen heersten onder de Gnostici en Manicheeërs.

Ignatius zei: “Jezus Christus was van het geslacht van David, het kind van Maria, dat waarlijk werd geboren en at en dronk, en waarlijk werd vervolgd onder Pontius Pilatus”.

Ignatius gebruikt de term ‘waarlijk’ of, misschien beter vertaald ‘echt’ (alethos), als een soort wachtwoord tegen het docetisme. Het docetisme leerde dat Christus niet echt een mens was van vlees en bloed.

In hoofdstuk 14 zal ik een opsomming geven van theologen vóór de tijd van Nicea (325) en daarna, tot in onze tijd, die trouw zijn gebleven aan de overgeleverde bijbelse zienswijze.

De Gnostici

De Gnostici waren eveneens beïnvloed door Griekse filosofie, en hadden dus ook een dualistische zienswijze. Het niet-materiële was voor hen veel belangrijker dan het materiële. Dat lijkt op het eerste gezicht redelijk, maar het Bijbelse bezwaar tegen hun zienswijze is, dat zij loochenden dat Christus in het vlees is gekomen. De echte ‘christus’ kon volgens hen onmogelijk in een lichaam van vlees en bloed hebben geleefd.

Van de overwinning van Jezus Christus op het menselijke vlees wilden zij helemaal niet horen. In zijn brieven waarschuwt de apostel Johannes voor deze antichristen. De Gnostici interpreteerden de Bijbel volgens hun mystieke ideeën van de werkelijkheid.

Irenaeus

Irenaeus (werd in 167 benoemd tot bisschop in Lyon) was een belangrijke figuur in de postapostolische ontwikkeling van de christelijke theologie. Hij was afkomstig uit Klein-Azië (tegenwoordig Turkije) en heeft Polycarpus van Smyrna nog horen prediken. Van Polycarpus wordt gezegd dat deze persoonlijk nog de apostel Johannes heeft gekend.

Irenaeus heeft catechese gegeven aangaande Gods heilsplan volgens de Bijbelse geschiedenis. Hij volgde een letterlijke geschiedenis van de machtige daden van God – beginnend bij de schepping en verder gaand met de gebeurtenissen van Genesis en het Mozaïsche verbond, het innemen van het beloofde land, het zenden van de profeten, de komst van Christus, het zenden van de apostelen, en de opstanding.

Irenaeus verdedigde de interpretatie van de Bijbel volgens de canon der waarheid. Deze bestond uit samenvattingen van de apostolische prediking, die de juiste inhoud van de Schrift vertegenwoordigen. Irenaeus zei dat het correcte begrip van de apostolische leer werd bewaard in de kerken die teruggingen tot de apostolische tijd, kerken die persoonlijk contact met de apostelen hebben gehad.

Hij gaat ook in op de maagdelijke geboorte, de wonderen, het lijdensverhaal, de opstanding en het roepen van een nieuw volk door de apostelen.

Irenaeus leerde dat de volledig Goddelijke Zoon van God, Zoon des mensen werd ter wille van de menselijke behoudenis. Hij geloofde in de incarnatie door middel van de maagdelijke geboorte. Hij geloofde dat de Zoon des mensen een echt mens van vlees en bloed was en alle stappen van menselijkheid doormaakte om de mensheid tot volmaaktheid te brengen. Christus’ volmaakte gehoorzaamheid keerde Adams ongehoorzaamheid om, het bloed van zijn dood bracht vergiffenis en zijn opstanding overwinning over de dood, en op die manier werd de duivel verslagen.

Irenaeus is vooral beroemd om zijn boek Adversus Haereses (Tegen de Ketterijen). Hij legt het gnostische stelsel uit en biedt rationele argumenten tegen hun leer. Hij weerlegt de gnostische leer vanuit de apostolische geschriften en de woorden van de Heer Jezus. Irenaeus had veel kennis van filosofie.

Belangrijk voor ons is te weten dat hij pleitte voor de eenheid van de Schriften als de historische openbaring van ‘één en dezelfde God’, die verschillende verbonden had gesloten met menselijke wezens. In zijn zienswijze is het oude testament in harmonie met het nieuwe testament, hoewel de wet van Mozes nu is vervangen door het evangelie van Christus. Irenaeus zag Christus als de essentiële inhoud van Gods historische openbaring.

In tegenstelling tot de gnostische beweringen van een geheime traditie die zou zijn overgeleverd door de apostelen, beklemtoonde Irenaeus dat de apostelen bisschoppen zouden hebben aangewezen aan wie zij alle geheimen hebben bekend gemaakt.

Irenaeus geloofde dat de doop wedergeboorte brengt en de gave van de heilige Geest. Daardoor wordt de gelijkenis met God hersteld die verloren was gegaan in de eerste overtreding.

Behoudenis wordt volgens hem op een voortgaande wijze verwezenlijkt, een proces dat wordt voltooid in de eindtijd. Een persoon groeit in de volheid van redding, wordt geleid tot gemeenschap met God en participatie in onsterfe-lijkheid. Genade die verkrijgbaar is voor allen en de menselijke vrijheid om op genade te antwoorden, waren belangrijk in zijn argumentatie tegen het gnosticisme. Hij geloofde dat het menselijke schepsel in zijn geheel, inclusief het vlees, wordt gered.

De eschatologie van Irenaeus houdt een aards koninkrijk van de Heer in bij zijn tweede komst, een vernieuwde materiële wereld en een letterlijke opstanding van het vlees. Het millenniale koninkrijk (het duizendjarige rijk) is het laatste stadium van voorbereiding op de uiteindelijke voltooiing van het plan van God.

Irenaeus heeft vele dingen die in de Bijbel staan overeind gehouden. Het menselijk aspect van Jezus was mijns inziens voor Irenaeus belangrijker dan dit in latere eeuwen voor veel christenen is geweest.

Interessant is dat theoloog Gerard Rossé, met andere theologen, in recente tijden dit menselijk aspect heeft herontdekt. Jezus is toch door de eeuwen heen veel meer als de ‘Godmens’ gezien, waardoor de afstand tussen Christus en de middeleeuwse christenen groot was. Het lijkt mij niet toevallig dat vanuit de behoefte aan intimiteit later Maria als middelares naar voren is geschoven. Op de doodkist van wijlen paus Paulus Johannes II staat een grote M, wat overduidelijk aantoont dat hij zeer gehecht was aan Maria als de ‘moeder Gods’.

Helaas is ook Irenaeus niet ontkomen aan beïnvloeding door het hellenistische denken. Hij deelde niet de zienswijze die ik in dit boek verdedig. In deze zienswijze heeft het ‘woord’ (logos, Johannes 1:1) betrekking op Gods zelfuitdrukking, en dus niet op een persoon.

Irenaeus geloofde echter niet in de leer van de Drie-eenheid, dus niet in de eeuwige co-existentie van de Vader en de Zoon. Hij zag in dat Christus niet gelijk is aan God. Niettemin heeft hij mede de bouwstenen aangedragen voor de ontwikkeling van de theologie die uiteindelijk leidde tot de trinitarische leer, die tot in onze dagen gangbaar is.

Het is jammer dat wij niet van zijn pen weten wat Polycarpus, die Johannes nog moet hebben gekend, geloofde aangaande Jezus Christus. Irenaeus is, als student van Griekse filosofie, ongetwijfeld onder invloed daarvan, afgeweken van de eenvoudige en duidelijke leer van de Bijbel aangaande Jezus Christus.

Origenes

Origenes (185-254) was een van de grote invloedrijke theologen van de oude kerk. Hij werd in een ander deel van het Middellandse zeegebied geboren, namelijk in Alexandrië. Hij wijdde zich aan de studie van de heilige schriften en werd vaak uitgenodigd om in andere plaatsen deel te nemen aan theologische discussies. Hij werd in 215 AD door de bisschoppen van Caesarea en Jeruzalem uitgenodigd om in Palestina te prediken. Mogelijk gedreven door jaloezie van bisschop Demetrius in Alexandrië – Origenes was inmiddels aangesteld als presbyter – koos hij zijn werkterrein en leeractiviteiten in Caesarea. Hij vond encyclopedische kennis belangrijk, moedigde het lezen van alle niet-atheïstische filosofen aan, gebruikte de Socratische leermethode, en leerde door voorbeeld. Hij werd gevangen genomen en gemarteld tijdens de Deciaanse vervolging en stierf niet lang daarna in Tyrus.

Veel kan over deze man worden gezegd. Ik beperk me nu tot zijn visie omtrent Jezus Christus, want dat is ons onderwerp. Origenes werd opgevoed in een milieu van opkomend neoplatonisme (dualisme, en de leer van de onsterfelijke ziel). Zijn theologie is gebaseerd op die filosofische concepten. Zijn basale vooronderstellingen zijn de eenheid en welwillendheid van God en de vrijheid van zijn schepselen. Origenes droeg aanzienlijk bij tot het latere dogma van de Triniteit met zijn leer over de ‘eeuwige generatie’ van de Zoon door de Vader.

Dit betekende dat de Zoon eeuwig van dezelfde natuur was als de Vader, maar afgeleid van de Vader. De precieze relatie van de Heilige Geest tot de Vader en de Zoon is niet duidelijk, is in de derde rang als de voornaamste van de geestelijke wezens.

Origenes geloofde dat er verschillende rangen bestonden onder engelen. Sommige geestelijke wezens werden demonen; anderen wier overtreding zo ernstig was vervielen tot menselijke wezens en werden de zielen van menselijke wezens. Origenes schijnt een indeling te maken tussen zuivere geesten (zonder lichaam) en degenen met lichamen. Jezus Christus was een vereniging van de Logos, een ziel die niet tot zonde was gevallen, en een menselijk lichaam.

Origenes werkte onafhankelijk van Tertullianus en ontwikkelde de doctrine van de drie hupostaseis (hupostasis = het Goddelijke wezen) van Vader, Zoon en Heilige Geest, die dezelfde Goddelijke ousia (essentie, wezen) deelden. Origenes schikte deze in een hiërarchische volgorde, met de Vader als God-in-zichzelf (autotheos), de Zoon als zijn precieze beeld, en de Heilige Geest als het beeld van de Zoon. Hij beklemtoonde dat deze orde in eeuwigheid bestond, zodat er geen sprake kon zijn van de mening dat de Zoon niet had bestaan. Maar hij beweerde ook dat de Zoon altijd onderworpen was aan de Vader in de hemelse hiërarchie.

Tertullianus

De trinitarische speculatie begint in de tweede eeuw met Athenagoras (177), die de leer verdedigt als een essentieel deel van het geloof der kerk. Tertullianus heeft deze leer uitvoerig uiteengezet. Tertullianus is vooral beroemd om zijn formuleringen van de Triniteit. Hij keerde zich tegen de tweede eeuwse Monarchianen. Voor de Monarchianen bestond er slechts één onveranderlijke Goddelijke regent, die in verschillende tijden passende rollen op zich nam in het reddingswerk. Tertullianus was het eens dat er maar één regent is, maar geloofde dat dit regentschap werd uitgeoefend door de Zoon en de Heilige Geest als mederegenten van de Vader.

Tertullianus is grotendeels verantwoordelijk voor de methode en de vocabulaire die de westerse theologie thans nog gebruikt. Hij zei namelijk dat er één God was in wie drie personen konden worden gevonden. Hij zei dat God de Vader zijn twee handen voortbracht, de Zoon en de Heilige Geest, om te dienen als mediators bij de schepping van de wereld. Hij zei dat het oude testament de eeuw van de Vader was, het evangelie de periode van de Zoon en de tijd sedert Pinksteren de eeuw van de Heilige Geest. Deze opvatting was onbevredigend, want de Drie-eenheid werd zodoende gebonden aan het tijd- en ruimtekader. Zijn opvatting neigde ook tot het modalisme, het geloof dat de ene God op drie verschillende wijzen of vormen (modes) aan de mens verscheen. Als schepper verscheen hij als de Vader, als verlosser verscheen hij als de Zoon, en als heiligmaker als de Heilige Geest.

Deze opvattingen, die een vorm van het Monarchianisme waren, werden later toegeschreven aan Sabellius (derde eeuw). Sabellius’ doctrine was iets subtieler. Hij geloofde dat er twee polen van afstoting en aantrekking in God waren – de Vader en de Zoon. Beiden werden geïncarneerd in Jezus Christus, maar op het kruishout gingen zij uit elkaar, toen de Zoon riep “Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?”. De liefde van de Vader kon deze scheiding niet verdragen en dus bracht Hij de Heilige Geest voort, als een soort lijm, teneinde de Zoon weer aan hem te binden. We zien hier een neiging de Heilige Geest als onpersoonlijk te beschouwen en minder dan de Vader en de Zoon.

Arius trok deze leer in twijfel. Zijn redenering was dat een onderworpen wezen niet een gelijke eeuwigheid kon zijn samen met de Vader, aangezien eeuwige co-existentie gelijkheid zou impliceren.

Athanasius antwoordde dat de Zoon inderdaad eeuwig is met de Vader, maar niet onderworpen aan hem, behalve in de context van de vleeswording. Deze laatste redenering komen wij steeds weer tegen in gesprekken met trinitariërs. Het klassieke Trinitarianisme ontwikkelde zich sterk na het concilie van Nicea (325). Men stelde daar dat de Zoon consubstantieel (homoousios) was met de Vader, maar al spoedig daarna werd deze sleutelterm verworpen ten gunste van de compromisformule homoiousios (van een gelijkende substantie). Na 339 werd het standpunt van Athanasius zekergesteld. Dat standpunt was: De Zoon moest niet worden beschouwd als een deel van God, noch was hij een tweede God; hij was eenvoudig God zelf, in wie de volheid van de Godheid woont en in wie de Vader zelf moest worden gezien.

Tot slot verwijs ik naar onze uitgave Een andere Christus.


previous page table of contents next page