Hoofdstuk 7 - Adam en Christus

Door de overtreding van één mens moesten alle mensen sterven,
maar de genade die God aan alle mensen schenkt door die ene mens, Jezus Christus, is veel overvloediger
(Romeinen 5:15)

Van alle apostelen heeft Paulus de meest uitvoerige en diepgaande uiteenzetting van het evangelie gegeven. Deze uiteenzetting vinden we in zijn brief aan de Romeinen. Als we het in culinaire termen zouden uitdrukken, dan worden wij als lezers uitgenodigd om aan te zitten aan een geestelijk diner dat uit meer gangen bestaat. Hoe deze maaltijd ons zal smaken, is afhankelijk van onze eigen geestelijke appreciatie van wat de apostel ons voorzet.

Deze keer zal ik stilstaan bij een gedeelte in hoofdstuk 5 dat begint bij vers 12. Paulus trekt hier een parallel tussen twee mensen: Adam en Christus. Hij wil ons vooral het contrast tussen deze twee mensen laten zien.

De rol van Adam

Laten wij eerst eens aandacht schenken aan de volgende zinnen die over Adam gaan:

“Door één mens is de zonde in de wereld gekomen en door de zonde de dood, en zo is de dood voor ieder mens gekomen, want ieder mens heeft gezondigd” (vers 12).

“Door de overtreding van één mens moesten alle mensen sterven” (vers 15).

“Als de dood heeft geheerst door de overtreding van één mens ….” (vers 17).

“Kortom, zoals de overtreding van één enkel mens ertoe heeft geleid dat allen werden veroordeeld ….” (vers 18).

“Zoals door de ongehoorzaamheid van één mens alle mensen zondaars werden …” (vers 19).

Adam is het hoofd van de (oude) mensheid. Door hem is de zonde in de wereld gekomen. Die zonde bestond uit een overtreding. De apostel Paulus noemt die overtreding “ongehoorzaamheid”. God had Adam verteld dat hij van de vrucht van alle bomen mocht eten, behalve van de vrucht van de boom die in het midden van de tuin stond. Deed hij dat wel dan zou hij sterven. Adam op zijn beurt had deze belangrijke informatie gedeeld met zijn vrouw Eva. Eva was daardoor weer in staat de slang in de tuin adequaat te antwoorden. Het woord van God was dus bekend gemaakt aan Adam, die dat woord vervolgens bekend maakte aan zijn vrouw. Er was geen onduidelijkheid.

Als wij dit voor ogen houden begrijpen wij ook waarom Paulus het volgende aan de gelovigen in Korinte kon schrijven: “het staat lelijk voor een vrouw te spreken in de gemeente. Of is het woord Gods bij u begonnen? Of heeft het alleen u bereikt?” (1 Korintiërs 14:35,36). Paulus zinspeelt op wat er gebeurde in de hof van Eden! Paulus bedoelt niet dat vrouwen überhaupt niet mogen spreken. Hij beperkt hun ‘zwijgplicht’ tot de ekklesiale (gemeentelijke) samenkomsten waar naast het luisteren naar de toespraken ook de geestelijke gedachtenismaaltijd wordt gevierd. Tot eer van God en tot opbouw en het welbevinden van allen. Daarbuiten mogen vrouwen natuurlijk wel spreken en dat hebben zij ook volop gedaan (Handelingen 18:26). Ik vind het een beetje jammer dat de Nieuwe Bijbelvertaling het woord “u” (vrouwen) veranderd in “uw gemeente”: “Heeft het woord van God zich soms verspreid vanuit uw gemeente?”. Daardoor wordt de strekking verhuld. De NBG heeft terecht: “Of heeft het alleen u bereikt?”

Wanneer Paulus elders schrijft: “Vrouwen, erken het gezag van uw man als dat van de Heer” (Efeziërs 5:22), verwijst hij impliciet naar Gods verordening in Genesis en drukt hij daarmee zijn eigen erkenning uit van het gezag van JHWH. Want God heeft in de eerste plaats zijn woord bekend gemaakt aan Adam. Het is deze achtergrond die in feministische kringen en emancipatiebewegingen onvoldoende wordt meegewogen, of zelfs geheel genegeerd. Hun kritiek op sommige mannen snijdt hout. Sommige mannen zijn gewoon vrouwonvriendelijk. Maar wanneer die kritiek zich vervolgens richt op dat ‘patriarchale’ boek de Bijbel, dan is dat niet terecht. Want het Bijbelse christendom spreekt met heel veel respect over vrouwen: “Mannen, heb uw vrouw lief, zoals Christus de kerk heeft liefgehad en zich voor haar heeft prijsgegeven (Efeziërs 5:25). Een man behoort zijn vrouw lief te hebben zoals Christus zijn ekklesia (zijn bruid) liefheeft. Een grotere liefde is niet denkbaar.

Paulus zinspeelt op de tuin in Eden. Dat was geen gewone tuin. Want in die tuin stelde God het eerste mensenpaar op de proef. Er was daar een bijzondere slang, een dier dat JHWH had gemaakt. Dat dier was geen mens maar wel een wezen met intelligentie dat spreken kon. God had het dier gemaakt om de mens op de proef te stellen.

Het gaat mijns inziens te ver door te veronderstellen dat dit dier een moreel wezen was met een gewetensfunctie. Daarmee zouden wij de slang op één lijn stellen met de mens die naar het beeld van God is geschapen.

De slang was intelligent, schrander, sluwer dan elk ander dier. Het kon redeneren. Het dier volgde zijn eigen logische redenering. Het zou gedacht kunnen hebben: de verboden vrucht bevat geen gif en dus kan het eten ervan de dood niet tot gevolg hebben. Volgens de logische redenering van de slang kon het eten van de vrucht geen catastrofale afloop hebben.

De vrouw werd door het amorele dier (amoreel: zonder morele overwegingen) op het verkeerde been gezet en zag inderdaad dat de vrucht er heerlijk uitzag. Het attractieve idee dat de slang haar voorhield (“God weet dat jullie de ogen zullen opengaan zodra je daarvan eet, dat jullie als Goden [elohiem: engelen] zullen zijn en kennis hebben van goed en kwaad”(NBV), sprak haar aan en …. zij at. Zij was verleid.

Veel erger was wat Adam deed. Hij werd niet verleid door de slang. Hij nam wat zijn vrouw hem aanreikte en “ook hij at ervan”. Ik neem aan dat Eva hem had verteld wat de slang had gezegd. Adam had naar God moeten luisteren en niet naar zijn vrouw. En zijn vrouw had naar Adam moeten luisteren en niet naar de slang.

In de brief aan de Romeinen spreekt Paulus van de overtreding, de zonde en de ongehoorzaamheid van één mens, Adam. In onze hedendaagse cultuur worden waarden en normen ontwikkeld, soms naar het uitkomt.

In de ogen van velen was de zonde van Adam niet zo erg. Zij begrijpen niet dat God zo streng reageerde. Die houding heeft te maken met het feit dat God door hen niet serieus wordt genomen. Alsof wat God zegt terzijde kan worden geschoven. Sommigen stellen God voor als iemand die onredelijke eisen stelt. Vergeten wordt dat God Adam en Eva alles tot hun beschikking stelde – op maar één klein ding na. Maar dat ene kleine ding was nu juist belangrijk. Want daarmee was een testcase gegeven: Is God de belangrijkste in je leven of niet!

Wij mogen niet vergeten dat menselijke begeerte de drijfveer was achter de beslissing om van het verbodene te eten. Op het moment dat Adam at, begon hij te sterven. Uiteindelijk keerde hij terug tot het stof waaruit hij geformeerd was. “Door één mens is de zonde in de wereld gekomen en door de zonde de dood, en zo is de dood voor ieder mens gekomen, want ieder mens heeft gezondigd”.

Om de tekst te begrijpen moeten wij bedenken dat Adam niet onsterfelijk was. Zolang hij God gehoorzaamde hield God hem in leven. Dat gold ook voor zijn vrouw. Toen hij zondigde betaalde bij wijze van spreken de zonde hem de dood uit.

Alle mensen die nakomelingen zijn van Adam en Eva, erven de sterfelijke natuur van Adam. Wij kunnen niet in leven blijven om de eenvoudige reden dat de zonde in de wereld is gekomen en God ons dus niet meer in leven houdt. Wij hebben de neiging om te bezwijken voor verzoekingen, omdat wij de neiging tot zondigen van Adam geërfd hebben.

We hebben dus niet de zonde van Adam geërfd, zoals de leer van de erfzonde aangeeft. In Adam hebben allen gezondigd. Adam is de representant van allen die zondigen. Wij zijn allemaal inbegrepen in die ene mens Adam.

De rol van Christus

Laten wij nu aandacht schenken aan de volgende zinnen die over Christus gaan:

“maar de genade die God aan alle mensen schenkt door die ene mens, Jezus Christus, is veel overvloediger” (vers 15).

“maar de genade die na talloze overtredingen geschonken werd, heeft tot vrijspraak geleid” (vers 16).

“is het des te zekerder dat allen die de genade en de vrijspraak in zo’n overvloed hebben ontvangen, zullen heersen in het eeuwige leven, dankzij die ene mens, Jezus Christus” (vers 17).

“zo zullen door de gehoorzaamheid van één mens alle mensen rechtvaardigen worden” (vers 19).

“Zoals de zonde heeft geheerst en tot de dood heeft geleid, zo moest door de vrijspraak de genade heersen en tot het eeuwige leven leiden, dankzij Jezus Christus, onze Heer” (vers 21).

Het is duidelijk dat het contrast tussen Adam en Christus de tegenstelling is tussen twee mensen. Het verschil is dat de ene mens ongehoorzaam was en de ander gehoorzaam. Jezus heeft gedurende zijn hele leven naar God geluisterd:

“God, de HEER, heeft mijn oren geopend en ik heb geen verzet geboden” (Jesaja 50:5).

“Toen heb ik gezegd: “Hier ben ik,” want dit staat in de boekrol over mij geschreven: Ik ben gekomen, God, om uw wil te doen” (Hebreeën 10:7).

Het offer dat Jezus op Golgotha bracht, staat niet los van zijn gehoorzame leven dat daaraan vooraf ging. Het prijsgeven van zijn leven buiten de muren van Jeruzalem was het hoogtepunt van een zondeloos leven. Jezus begon zondeloos. Hij begon niet als een volmaakte mens. Hij eindigde volmaakt. Volmaaktheid is niet hetzelfde als zonder zonde zijn. Volmaaktheid is het bereiken van zondeloosheid na een leven van beproevingen. Het is van belang dit in te zien. Dat maakt dat wij het offer van de Heer Jezus op de juiste waarde leren te schatten. Het offer van Jezus is méér dan wat er tussen 12.00 uur en 18.00 uur op goede vrijdag geschiedde!

“En toen hij naar de uiteindelijke volmaaktheid (cursief van mij) gevoerd was, werd hij voor allen die hem gehoorzamen een bron van eeuwige redding” (Hebreeën 5:9).

“Zo (met zijn eigen bloed) heeft hij een eeuwige verlossing verworven” (Hebreeën 9:12).

Wat de zonde betreft onderscheidde Jezus zich gunstig van Adam. Uit liefde voor de zondige mensheid heeft God zijn zoon “tot zonde gemaakt” (NBG) of “voor ons één gemaakt met de zonde” (2 Korintiërs 5:21). Jezus heeft zich dus vereenzelvigd met zondaren. Hij is gemaakt tot iets wat hij in feite niet was. Jezus was evenals Adam sterfelijk. Mensen bezitten geen inherente onsterfelijkheid. Dat idee is afkomstig van de Griekse filosofie. God heeft zijn zoon niet in leven gehouden. Maar ... God heeft zijn op de proef gestelde en gehoorzame zoon uit de doden opgewekt. Voortaan kan hij niet meer sterven. Hij heeft een eeuwige verlossing verworven, voor zichzelf en voor anderen! Hij is de eerste van een onsterfelijke oogst.

God schenkt genade aan alle mensen. Paulus bedoelt: alle mensen die in aanmerking komen. Want God verlangt natuurlijk wel dat mensen op Hem vertrouwen. Zonder geloof kan niemand God welgevallig zijn (Romeinen 5:1; Hebreeën 11:6; Johannes 3:16). De vrijspraak die God door zijn rijke gunst verleent, is gebaseerd op het gehoorzame leven en de offerdood van zijn geliefde zoon. Vrijspraak geeft vervolgens toegang tot het eeuwige leven. En het eeuwige leven begint vanaf de opstanding uit de doden.

“Als de dood heeft geheerst door de overtreding van één mens, is het des te zekerder dat allen die de genade en de vrijspraak in zo’n overvloed hebben ontvangen, zullen heersen in het eeuwige leven, dankzij die ene mens, Jezus Christus” (Romeinen 5:17).

Paulus heeft meerdere malen gewezen op het contrast tussen Adam en Christus. Het is een fundamenteel terugkerend thema in zijn brieven. De ongehoorzaamheid van Adam bracht de zonde en de dood in de wereld. De gehoorzaamheid van Christus bracht vrijspraak en leven.

Adam is het hoofd van de oude mensheid. Christus is het hoofd van de nieuwe mensheid.


previous page table of contents next page