Bijlage I - Getuigenis van de opstanding van Christus Jezus

Het grootste wonder is de opstanding van Jezus uit de doden. Volgens natuurwetenschappers is de opstanding fysisch onmogelijk, maar volgens de Bijbel is God op een voor de wetenschap niet te vatten manier in staat Jezus op te wekken, en ons ook. Er zou geen christendom zijn geweest als er geen verrijzenis en geloof in de verrijzenis van Jezus was geweest.

“Indien Christus niet is opgewekt, dan is immers onze prediking zonder inhoud, en zonder inhoud is ook uw geloof” (1 Korintiërs 15:14).

Tegenwoordig worden overal vraagtekens achter gezet. Behalve achter eigen stelligheden. Kritisch nadenken mag en moet, maar het ontkennen van de opstanding van Jezus Christus is het ontkennen van het hart van het evangelie. We kennen de uitleg van sommigen die het christendom ogenschijnlijk aantrekkelijker proberen te maken voor hen die moeite hebben met de bovennatuurlijke uitleg van de verrijzenis. Christus zou in die visie niet aan het kruis gestorven zijn, maar tijdelijk het bewustzijn hebben verloren en later bij kennis zijn gekomen (hetgeen men dan aanduidt met ‘de opstanding’). Mensen die moeite hebben met de opstanding, hebben in feite moeite om te geloven dat er een God bestaat die zijn zoon kon opwekken uit de doden! Zulk een denken leidt tot een inhoudsloze verkondiging, tot een boodschap zonder opwinding, zonder verwachting, zonder zekerheid en zonder blijdschap.

Wat een heel andere, hoopvolle uitstraling heeft de prediking van de apostelen. Tegen koning Agrippa zegt Paulus: “Omwille van deze hoop word ik door de Joden aangeklaagd, majesteit! Waarom is het toch zo moeilijk te geloven dat God mensen uit de dood opwekt?” (Handelingen 26:7,8).

Het feit van Jezus’ dood stond vast bij de Romeinen, Joden en discipelen van Christus. Dit feit werd nooit in twijfel getrokken. Die twijfel is pas gekomen na de opkomst van de humanistische filosofie. De handen en voeten van de gegeselde, geslagene, uitgeputte en bespotte Jezus waren doorboord aan het hout. Nadat de soldaten zagen dat Jezus reeds gestorven was, stak één van hen een speer in zijn zijde, zodat er terstond bloed en water uitkwam (Johannes 19:34). Wat de doodsoorzaak ook was (bloedverlies, trombose, et cetera, het maakt niet uit), Jezus was echt gestorven.

Het is gewoon niet reëel om aan te nemen dat de gemartelde Jezus toch nog in leven was. De soldaten hadden de opdracht gekregen het graf te verzegelen en te bewaken, teneinde te voorkomen dat de discipelen hem kwamen stelen en tot het volk zouden zeggen: Hij is opgewekt uit de doden (Matteüs 27:62-66). De autoriteiten hadden er alle belang bij om zo’n prediking bij voorbaat in de kiem te smoren. Maar zou het niet een lachwekkende vertoning zijn geweest als die goed getrainde, gedis-ciplineerde soldaten in slaap waren gevallen. Of nog komischer, als Jezus onder die bizarre omstandigheden in staat zou zijn geweest de zware steen voor de opening van het graf (drie vrouwen, in de kracht van hun leven, konden deze steen niet verwijderen, Marcus 16:1-3) van binnenuit weg te duwen? Zou zo’n gehavende en volledig uitgeputte Jezus (er was geen drinken en eten in het graf) bij zijn discipelen de indruk hebben kunnen wekken dat hij de grote overwinnaar over de dood was? Hoe konden de bedroefde discipelen, die helemaal niet rekening hielden met de opstanding, bij het zien van het letterlijk bijna dood in huis neervallen van hun meester, grenzeloze vreugde hebben beleefd? Maar wat zo’n ‘interpretatie’ helemaal uit den boze maakt, is dat Christus hiermee wordt beschuldigd van bedrog! Hij had immers zelf gedurende zijn leven bij herhaling gezegd dat hij zou worden gekruisigd en opgewekt uit de doden (Marcus 8:31; 9:31; 10:34)!

De Talmoed, een Joods heilig boek, verwijst in Sanhedrin 43a naar de dood van Jezus: “Op de vooravond van Pesach werd Yeshu (Jezus) gehangen”. Dit gedeelte van de Talmoed dateert uit de vroege periode van de samenstelling van dit boek (70-200 na Christus). “Gehangen” is een idioom voor kruisiging (zie Galaten 3:13; Lucas 23:39).

Sanhedrin 43a beschrijft ook hoe vijf discipelen van Jezus ter dood werden gevonnist, hetgeen aantoont dat de Joden in het bestaan van de historische Jezus geloofden. Sanhedrin 106b zegt zelfs dat Jezus 33 jaar oud was toen hij stierf.

Natuurlijk, zoals iedereen hadden de apostelen hun sterke en hun zwakke kanten. Maar zij waren niet lichtgelovig. Er was onder hen voldoende nuchterheid aanwezig. Thomas eiste een tastbaar bewijs! Zelfs de impulsieve Petrus had moeite met het idee dat Jezus de dood kon overwinnen. De vrouwen bij het graf hadden zich neergelegd bij het onvermijdelijke: het was afgelopen. Er restte alleen nog het zien van het graf, zoals mensen ook vandaag de dag naar een graf gaan om hun doden te bewenen.

Psychologisch gezien is het onvoorstelbaar dat zij oneerlijk zouden zijn geweest. Vooroordelen hebben we allemaal, maar de discipelen, die zich allang hadden neergelegd bij het sombere feit, waren echt niet vol van wensdenken toen zij Jezus ontmoetten na zijn opstanding. “Ze spraken met elkaar over alles wat er was voorgevallen. Terwijl ze zo met elkaar in gesprek waren, kwam Jezus zelf naar hen toe en liep met hen mee, maar hun blik werd vertroebeld, zodat ze hem niet herkenden” (Lucas 24:14-16).

De Joodse Raad heeft de soldaten omgekocht met “veel geld” om dit gerucht onder de Joden te verspreiden (Matteüs 28:11-15). Wat voor motief konden de apostelen hebben gehad om bij het schrijven van de evangeliën frauduleuze handelingen te plegen? De veronderstelling dat de discipelen het lichaam hebben gestolen, is van een soort die hun morele levenswandel niet serieus neemt. Want hun leven was volledig toegewijd aan het verkondigen van het evangelie (blijde tijding). Zij spoorden elkaar aan tot broederschap, integriteit, goed burgerschap en nederigheid voor God en mensen. Hun leven was een licht voor de wereld; zij zouden niet sterven voor iets waarvan zij zeker waren dat het een leugen was.

Een eventuele tegenwerping dat Joodse of Romeinse autoriteiten zelf het lichaam hebben gestolen, kan onmiddellijk op de volgende vraag rekenen: Waarom toonden zij dan niet het in ontbinding verkerende lichaam om de prediking de kop in te drukken? Dan was er nooit 2000 jaar christendom geweest! Het stilzwijgen van de Joden was even veelbetekenend als de prediking van de christenen. Het falen van de vijanden om het lichaam te voorschijn te halen, is voldoende bewijs dat zij dat niet konden.

Een ander argument dat vaak naar voren is gehaald, luidt dat de discipelen waanvoorstellingen hadden. Maar is het nu echt aannemelijk dat, toen Jezus na zijn opstanding aan hen was verschenen (1 Korintiërs 15:6), vijfhonderd mensen tegelijkertijd precies dezelfde hallucinatie op dezelfde tijd en plaats hadden? Zulke obsessies geschieden gewoonlijk gedurende een lange periode met een zekere regelmaat, toenemend of afnemend in frequentie naarmate de tijd voortschrijdt. Maar alle opgetekende verschijningen geschiedden gedurende een korte tijd en hielden daarna voor altijd op. Geen van deze mensen heeft ooit beweerd één enkele herhaling te hebben ervaren.

Aan het eind van de negentiende en in het begin van de twintigste eeuw hebben sommige theologen beweerd dat de evangelieboeken pas zijn geschreven in de tweede eeuw, en dat deze boeken dus eigenlijk achteraf zijn ingekleurd door christenen die er zelf niet bij zijn geweest. Als het nieuwe testament niet de feitelijke waarheid is maar een tweede eeuwse visie op Christus, en als die visie toch geen drie-eenheid leert, dan was de drie-eenheid in de tweede eeuw geen geaccepteerd idee.

1Er is consistentie tussen:

  1. het oude testament (het staat onomstotelijk vast dat het dusver gevonden oudste manuscript van de profeet Jesaja dateert uit c.100 vóór Christus – Jesaja spreekt van de gekruisigde en opgestane knecht van JHWH: 53:5,10,12),

  2. de getuigenissen van de evangeliën,

  3. het getuigenis van de apostel Paulus in zijn Korintebrief, én

  4. het bestaan van 2000 jaar christendom.

Ten aanzien van punt d) besef ik heel goed dat de overgrote meerderheid van het christendom is afgeweken van het oorspronkelijke christendom. Dat uitte zich in de verkondiging van ‘een andere Jezus’ en ‘een andere hoop’. Maar zelfs dat afgeweken christendom bewaart in zijn spraakgebruik nog herinneringen aan de tijd, dat de onvervalste boodschap nog werd geloofd en verkondigd. Want ook zij spreken thans nog van ‘Jezus, de zoon van God’ en ‘de opstanding van Jezus’.

Ik ben niet bereid mijn geloof in de Christus der heilige schriften op te geven, alleen omdat theologen van 150 jaar geleden onder invloed van atheïstisch denken zonodig overal vraagtekens achter moesten zetten. Terwijl thans iedereen kan weten dat diezelfde theologen Lucas ten onrechte ervan hebben beticht historisch onnauwkeurig te zijn geweest in zijn reisverslagen van het boek Handelingen. Een extra reden om het getuigenis van Lucas wél serieus te nemen!

Als we het handschriftengetuigenis van het nieuwe testament gaan vergelijken met dat van de klassieke schrijvers, dan is het indrukwekkend hoe goed de nieuwtestamentische boeken zijn gedocumenteerd. Er bestaan 50 kopieën van de toneelspelen van Aeschylus en 100 kopieën van de werken van Sophocles. De oudste manuscripten dateren van 1400 jaar na hun dood. Er zijn minstens 6000 fragmenten van kopieën van alle nieuwtestamentische boeken gevonden, nog los van gevonden fragmenten van Syrische en Latijnse vertalingen. Een aantal gaat terug tot de vierde eeuw na Christus (codex Vaticanus en codex Sinaïticus), de derde eeuw (Chester Beatty papyrus) en begin tweede eeuw (John Rylands fragment, P 56). Aan de hand daarvan is een betrouwbare reconstructie gemaakt van het nieuwe testament.

Van harte citeer ik uit het voorwoord van de Voorhoeve-uitgave van het nieuwe testament: “wij kunnen er volkomen zeker van zijn dat wij op enkele details na praktisch dezelfde tekst in handen hebben als die welke gebruikt is door de Latijnse monniken, de Syrische kooplui, de Egyptische boeren, ja, de vroegste christelijke gemeenten; ja zelfs de tekst zoals de Bijbelschrijvers zelf die hebben neergeschreven”.

Het geloof in de opstanding van Christus is onverbrekelijk verbonden met de historische gebeurtenis van die opstanding. Niemand kan dat met succes ontkennen. Wij kunnen niet in de opstanding geloven en tegelijkertijd de opstanding van Jezus als historische gebeurtenis loochenen.

Enige Bijbelcitaten:

“Terwijl Petrus en Johannes de menigte nog toespraken, kwamen de priesters, het hoofd van de tempelwacht en de Sadduceeën op hen af, hevig ontstemd omdat ze het volk onderrichtten en de opstanding uit de dood verkondigden op grond van wat er met Jezus was gebeurd.” (Handelingen 4:2).

“De apostelen bleven met grote kracht getuigen van de opstanding van de Heer Jezus, en God begunstigde allen rijkelijk.” (Handelingen 4:33).

“God slaat echter geen acht op de tijd waarin men hem niet kende, maar roept nu overal de mensen op om een nieuw leven te beginnen, want hij heeft bepaald dat er een dag komt waarop hij een rechtvaardig oordeel over de mensheid zal laten vellen door een man die hij voor dat doel heeft aangewezen. Het bewijs dat het om deze man gaat, heeft hij geleverd door hem uit de dood te doen opstaan.” (Handelingen 17:30,31).


previous page table of contents next page