Hoofdstuk 10 - Wie of wat is de ‘logos’?

De afzonderlijke aankondigingen van de engel Gabriël aan zowel Jozef als Maria zijn fundamenteel. Deze woorden vormen de basis van het ware christelijke geloof. Ze laten er mijns inziens geen twijfel over bestaan dat Jezus 2000 jaar geleden tot bestaan kwam. Jezus is de beloofde zoon van God over wie de profeten van oudsher gesproken hadden. Van een vroeger bestaan van Jezus Christus rept de engel in het geheel niet.

Merkwaardig genoeg zijn er een flink aantal teksten in het nieuwe testament, die een andere indruk kunnen geven. Het lijkt dus dat er twee groepen teksten in het nieuwe testament bestaan: een groep die ondubbelzinnig leert dat Jezus 2000 jaar geleden is ontstaan, en een groep die lijkt te leren dat hij al daarvóór bestond.

De meest geciteerde tekst is het eerste vers van de proloog in het evangelie naar Johannes. Laten we dit vers eens nader bekijken.

In het begin was het Woord [zinsnede 1]

en het Woord was bij God [zinsnede 2]

en het Woord was God [zinsnede 3]

IN HET BEGIN WAS HET WOORD [zinsnede 1]

De woorden “In het begin” doen ons denken aan Genesis: “In het begin schiep God de hemel en de aarde”. Elke nieuwe fase wordt ingeleid met de woorden: “En God zei”. Gods spreken heeft grote scheppingskracht. God spreekt zijn scheppingsbevelen uit en zijn wil geschiedt. Willen we effectief leren Bijbellezen dan is belangrijk om op weerklanken in de Bijbel te letten. We vinden zo’n weerklank op Genesis 1 in Psalm 33:6:

Door het woord des HEREN zijn de hemelen gemaakt,

door de adem van zijn mond al hun heir

Het valt op dat de vertaler van Psalm 33 ‘woord’ met een kleine letter schrijft. De vertaler van het evangelie van Johannes schrijft ‘Woord’ met een hoofdletter. Denkt Johannes hier al aan een persoon of denkt hij aan iets anders: Gods zelfuitdrukking?

Zoals ik eerder heb opgemerkt staan zowel het woord theos (God) als logos (woord) in het Grieks in kleine letters.

De uitdrukkingen in de Psalm ‘het woord des HEREN’ en ‘de adem van zijn mond’ liggen qua betekenis dicht bij elkaar. Het gebruik van parallellisme, dat zo kenmerkend is voor Hebreeuwse poëzie, helpt ons om de betekenis te begrijpen. Evenmin als adem een persoon aanduidt, duidt woord een persoon aan. Het is Gods bevel dat krachtig is om dingen te scheppen. God heeft gedachten hoe zijn schepping moet zijn, voordat die gedachten zijn omgezet in scheppingsbevelen. En wanneer Hij eenmaal een bevel uitspreekt, dan vindt de schepping plaats. Gods spreken is creërend spreken. Zijn woord is wet, zijn bevel betekent dat iets tot stand komt.

Gods spreken/woord is niet iets vaags (als bij mensen), waarvan je maar moet afwachten of het waar is/wordt, maar is zeker = werkelijkheid, ook al is het toekomstig.

Het Griekse woord logos (woord) komt van het Hebreeuwse davar. Dit woord davar heeft een dubbele betekenis:

  1. een woord, een uiting.

  2. een zaak, een ding, een gebeurtenis. In de eerste betekenis is ‘davar’ wat God zégt. In de tweede betekenis gaat het om het resultaat van het gesprokene.

In het boek Hebreeën komen we dezelfde waarheid tegen:

Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord

Gods tot stand gebracht is, zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare (Hebreeën 11:3).

Het woord van God is Gods intentie, en daarna de uitdrukking van wie Hij is en wie Hij wil zijn. Als de apostel Johannes zou hebben geloofd, gelijk de kerk een paar eeuwen later, dat het woord Gods de eeuwige Zoon van God is, had hij eenvoudig kunnen zeggen: ‘In het begin was de Zoon en de Zoon was bij God en de Zoon was God’. Maar dat zegt hij niet. Er staat eenvoudig ‘logos’: woord, wat in die tijd geen naam van Jezus was. Het slaat op Gods zelfuitdrukking.

Er is één Bijbelvertaling (die vertaling heet ‘Het Boek’) die als volgt leest: In het begin was Christus. Het Grieks zegt: in het begin was het woord! We moeten de tekst eerbiedigen en niet alvast de tekst laten zeggen wat wij denken dat de tekst betekent.

EN HET WOORD WAS BIJ GOD [zinsnede 2]

Er is sprake van ‘God’ en ‘het woord’. Het lijkt alsof er twee zijn. Maar dat is maar schijn. Want we moeten niet vergeten dat dit ‘woord’ in wezen van God komt, door God wordt gesproken en dus Góds woord is. Zo gezien is er geen verschil tussen het woord en God! ‘Woord’ is de wijze waarop God Zich uit, een deel van Hem.

Het idee van een zelfstandig functioneren van Gods woord, alsof het een persoon is, komen we ook tegen in het Oude Testament: “alzo zal mijn woord, dat uit mijn mond uitgaat, ook zijn; het zal niet ledig tot Mij wederkeren, maar het zal doen wat Mij behaagt en dat volbrengen, waartoe Ik het zend” (Jesaja 55:11).

Het is duidelijk dat ‘mijn woord’ geen aparte persoon is naast God. Toch zou er op een bepaalde manier kunnen worden gezegd dat dit woord, Gods woord dus, bij God was.

Het woord dat bij God was is dus het woord van God. Dat woord is zeer machtig, want God is zeer machtig. Wat God uitwerkt komt overeen met wat het woord zegt. Het woord volvoert wat het spreekt.

Het woord was bij God. Het woord kan ook bij andere personen zijn. Maar het is Gods woord en niet het woord van mensen. Het woord van JHWH is bij de profeten van zijn volk geweest: “Ja, indien zij profeten zijn, en indien het woord des HEREN bij [Hebreeuws: et = bij] hen is” (Jeremia 27:18)

Johannes schrijft dat het woord, Góds woord, bij (Grieks: pros) God was. In geen van de voorbeelden gaat het om het woord als ware het een apart personage.

EN HET WOORD WAS GOD [zinsnede 3]

Het ‘woord’ dat bij God was en als het ware een eigen bestaan leidt, was tegelijkertijd God zelf. Hoe kan dat? Heel eenvoudig: het woord staat voor God zelf, het woord is immers van God afkomstig; alles wat het woord is, is in werkelijkheid God zelf. Johannes zegt het bondig: het woord was God. Het ‘woord’ is wat God is, omdat het woord de zelfuitdrukking is van God. Wanneer we het woord horen, dan horen we niemand anders dan God.

De NBG is correct. De meeste christenen denken aan Christus wanneer zij in Johannes 1:1 ‘woord’ lezen. Zij zien logos als een tweede persoon binnen de ene Godheid. Zij maken een onderscheid tussen ‘God’ [zinsnede 2] en ‘God’ [zinsnede 3]. Een tweede persoon kan niet bij God zijn en tegelijkertijd diezelfde God zijn. Dat is een onmogelijkheid! Dat begrijpen de aanhangers van de Drie-eenheid natuurlijk ook. De oplossing van het dilemma is volgens hen dat het in zinsnede 2 om ‘God de Vader’ gaat en in zinsnede 3 om ‘de Drie-enige God’. Deze ‘trinitarische’ constructie is intelligent bedacht, maar volgt niet logisch uit de tekst.

De Nieuwe Wereld Vertaling heeft: “en het Woord was een God (cursief van mij)”. De vertalers zien Christus als ‘een God’, door bemiddeling van wie JHWH de wereld schiep. Zoals uitgelegd zie ik ‘woord’ als Gods spreken waardoor Hij zich uitdrukt. Dit spreken of dit woord was God.

DIT WAS IN DEN BEGINNE BIJ GOD. ALLE DINGEN ZIJN DOOR HET WOORD GEWORDEN EN ZONDER DIT IS GEEN DING GEWORDEN, DAT GEWORDEN IS (Joh. 1:2,3)

Alle dingen zijn door het woord geworden. In Genesis lezen we steeds: En God zei, en het resultaat was dat het geschiedde. Voorbeeld: “En God zei: Er zij licht; en er was licht” (Genesis 1:3,4). “En God zei: Laat ons mensen maken …. En God schiep de mens naar zijn beeld” (Genesis 1:26,27).

In feite is het Gód die alle dingen schept. Niemand anders. Waarom zegt Johannes dat dan niet? Ook dat is niet moeilijk te begrijpen. Want Johannes maakt niet God, maar het ‘woord’ tot onderwerp van zijn proloog. Maar als dat woord in wezen God zelf is, waarom gebruikt Johannes dan niet gewoon het woord ‘God’? Het antwoord is eenvoudig: omdat hij niet slechts van de fysieke schepping wil getuigen, maar Gods schepping wil belichten vanuit Gods plan. Om deze reden heeft het evangelie naar Johannes zoveel diepgang.

Gods woord is niet anders dan de uitdrukking van Gods wil en voornemen. Gods voornemen verwijst naar Gods plan. Dat plan heeft God in zijn Woord geopenbaard. Het is niet een andere persoon, en heeft dus níet betrekking op een voormenselijke Christus. Alle dingen zijn ontstaan omdat God het wilde, omdat het in Gods plan bestond. Wanneer God iets zegt, spreekt of beveelt dan zijn het geen ijdele of lege woorden, maar woorden van scheppende kracht die zijn doel verwezenlijken. God toont zijn intentie in zijn schepping. De natuurwereld is het begin. De mens naar zijn beeld is het doel. Beide door zijn woord/kracht. Dát is wat Johannes in zijn diepgaande evangelie wil overbrengen aan zijn lezers.

Wat Johannes schrijft heeft zijn wortels in de gedachtewereld van de Tenach (ons oude testament). Jesaja 14:24 is een prachtig voorbeeld van de eed of de Godsspraak die JHWH over Assur doet: “De HERE der heerscharen heeft gezworen: Voorwaar, zoals Ik gedacht heb, zó zal het geschieden, en zoals Ik besloten heb, zal het tot stand komen: Ik ga Assur in mijn land verbreken …”.

Wat God denkt, zal gebeuren; wat Hij besluit, zal tot stand komen!

DIT WAS IN HET BEGIN BIJ GOD (Joh. 1:2)

Dit (het woord) was in het begin bij God. Dus ‘dit’ (het woord) en niet ‘deze’ (een persoon), zoals de Nieuwe Wereld Vertaling leest (Johannes 1:2).

IN HET WOORD WAS LEVEN EN HET LEVEN WAS HET LICHT DER MENSEN; EN HET LICHT SCHIJNT IN DE DUISTERNIS EN DE DUISTERNIS HEEFT HET NIET GEGREPEN (Joh. 1:4,5)

Het spreken van God is niet opgehouden na de scheppingsbevelen van Genesis. God ging door met spreken. Hij ging door met het openbaren van zijn plan. Zelfs in het eerste tijdperk in de geschiedenis waren er profeten, die onder de invloed van Gods Geest mensen hebben toegesproken. De woorden van Judas zijn veelzeggend: “Ook over hen heeft Henoch, de zevende van Adam af, geprofeteerd, zeggende: Zie, de Here is gekomen met zijn heilige tienduizenden … om alle Goddelozen te straffen voor al hun Goddeloze werken” (Judas 14). Petrus noemt Noach “de prediker der gerechtigheid” (2 Petrus 2:5). De boodschappen van beiden waren als licht in de duisternis van die tijd.

Door de gehele geschiedenis heen is Gods spreken voortgezet. Het woord van JHWH kwam tot Abraham. Isaak en Jakob. Dat betekende dat God zijn heilsbeloften openbaarde aan de aartsvaders. Vervolgens lezen we over Gods openbaring aan Israël door Israëls profeten. Het woord kwam tot Gods gekozen verbondsvolk en zelfs zij waren in meerderheid ongevoelig voor Gods woord. Slechts een minderheid heeft met dankbaarheid de vernieuwende invloed van Gods openbaring ontvangen.

De verzen 6 t/m 13 zijn tussenzinnen.

HIJ WAS IN DE WERELD, EN DE WERELD IS DOOR HEM GEWORDEN, EN DE WERELD HEEFT HEM NIET GEKEND (Joh. 1:10)

Wat is de betekenis van ‘de wereld is door hem geworden’? Er bestaan meerdere uitleggingen. Een goede uitleg vind ik de volgende, die ik nog niet zo lang geleden van een broeder heb gehoord. Deze broeder is Rudolf Rijkeboer, auteur van o.a. het boek Operatie Mens. Ik geef zijn uitleg in mijn eigen woorden weer:

In vers 3 lezen we dat alle dingen door het woord zijn geworden (geschapen, ontstaan). In Gods voortgaande openbaring werkt God zijn heilsplan uit. In een aantal tussenzinnen, die beginnen bij vers 6, schrijft hij over het vleesgeworden woord (Jezus) door wie de wereld is geworden (vers 10). ‘Wereld’ is bij Johannes altijd de mensenwereld. Die mensenwereld heeft hem niet gekend. Dat betekent niet dat allen Jezus voorgoed hebben verworpen. Velen die hem eerst niet hebben herkend als de Christus, de zoon van God, hebben hem later aangenomen. Degenen die hem uiteindelijk hebben aangenomen behoren tot Gods familie, zijn kinderen van God, implicerend dat zij kinderen van de opstanding zijn, kinderen van de nieuwe schepping. In dit vers gaat het over de fase van Gods plan die betrekking heeft op Gods nieuwe schepping. De ‘wereld’ (kosmos) is de wereld voor zover deze is herschapen door Gods herscheppende werk in Christus. De hemel en de aarde zijn door Gods kracht ontstaan. De vernieuwde wereld ontstaat door dezelfde kracht van God, kracht die zich manifesteerde in de op bovennatuurlijke wijze verwekte mens Jezus, de zoon van God, het vlees geworden woord (vers 14). Deze zoon van de levende God is het hoofd van een nieuwe mensheid. Gods uiteindelijke bedoeling met de schepping is het tot stand brengen van een ‘eindproduct’, een volmaaktheid, een nieuwe schepping.

Gods zoon is het middelpunt van Gods heilsplan! Dat is de reden waarom hij schrijft:

HET WOORD IS VLEES GEWORDEN (Joh. 1:14)

Wat God op het oog had, en in beloften had bekend gemaakt, is werkelijkheid geworden. Gods woord is werkelijkheid geworden toen zijn zoon Jezus 2000 jaar geleden werd geboren. Het Johannes evangelie is volkomen in overeenstemming met de verslagen in Matteüs 1 en Lucas 1. Alleen hebben de evangeliën verschillende invalshoeken. Want: het vlees geworden woord is in feite de belichaming van Gods voornemen, de belichaming van Gods voornemen is in feite de wonderbaarlijke verwekking van Jezus in Maria, en de belichaming van Gods voornemen is een gehoorzaam leven dat volledig beantwoordde aan Gods voornemen! Het woord waardoor God de wereld schiep, dat tot mensen in de tijd tussen Adam en Mozes werd gericht, dat in latere eeuwen door middel van de profeten in Israël tot het volk kwam, is nu in de persoon en levenswijze van Gods zoon te zien. Johannes denkt vooral aan de verkondiging van Gods vergevingsgezinde karakter aan Mozes door zijn engel: “De HERE (JHWH) ging aan hem voorbij en riep: HERE, HERE, God, barmhartig en genadig, lankmoedig, groot van goedertierenheid en trouw, die goedertierenheid bestendigt aan duizenden, die ongerechtigheid, overtreding en zonde vergeeft …” (Exodus 34:6,7). De betekenis van de woorden bij Johannes: “vol van genade en waarheid” (Johannes 1:14) is dezelfde als: “groot van goedertierenheid en trouw”. Wat God toen met woorden heeft gezegd is nu te zien in zijn eniggeboren zoon. Pas toen zijn woord vlees is geworden, is het een persoon geworden.

In het vlees heeft Jezus zijn verzoekingen (en dus de zondemacht) overwonnen. Daarom heeft God hem verhoogd (Filippenzen 2:9). Maar zelfs nu maakt Christus, hoe verheven ook, geen deel uit van het wezen van de ene waarachtige, eeuwige God (1 Korintiërs 15:28).


previous page table of contents next page